[Westphalen, Adriaan]
WESTPHALEN (Adriaan), geb. te Enkhuizen 1626, overl. te Alkmaar 1695 (begraven 18 Mei), zoon van Frederik Adriaansz. W., die volgt, en Catharina Maria de Groot. Hij bezocht de hoogescholen te Leuven en Keulen, was tijdens de vredehandelingen te Munster, deed zich 9 Febr. 1649 te Leiden als 23-jarig student in de rechten inschrijven en promoveerde den volgenden dag. Hij huwde 16 Mei d.a.v. te Alkmaar met Margrieta, de nagelaten dochter van den omstreeks 1626 roomsch geworden schepen Reinier Coetenburg. In 1653 kocht hij 2 graven in de Groote kerk, welke hij, na de teraardebestelling van zijn vader, deed dekken met een dubbele zerk, de familiewapens en een latijnsch opschrift toonende. W. toonde veel zin voor geschiedenis en maakte tal van aanteekeningen, ook aangaande zijne woonstad; opmerkelijk zijn die over de toenmalige r.-k. geestelijken aldaar; behaagden zij hem dan schreef hij over hen in de moedertaal, indien niet dan in het latijn. Hij bezat verscheidene oude merkwaardige kronijken, o.a. die van een egmonder monnik loopende van 647 tot 1205 (in 1620 door Sweertius uitgegeven) en het vervolg daarop van 1168 tot 1332 door Wilhelmus Procurator. Hij was er op bedacht om beide gezamenlijk het licht te doen zien, met veranderingen, verbeteringen en vermeerderingen van zijne hand, en wist den bekenden uitgever F. Halma voor dit plan te winnen; maar toen 16 bladen in groot folio afgedrukt waren, staakte laatstgenoemde het werk, omdat hij de waarde ervan door de al te wijdloopige en van lichtgeloovigheid getuigende bijvoegingen van W. niet verhoogd oordeelde. Toen na W.'s overlijden zijn in 1658 geboren zoon Frederik Arnulphus tot het bekleeden van een gewichtig ambt naar Brabant zou vertrekken (in 1723 was hij nog raad van Z. Keiz.
Mts. Rekenkamer te Brussel), deed deze