Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1370]
| |
begraven in de Austin-Friarskerk 8 Juli d.a.v. (voor wapen en grafschrift zie: W.J.C. Moens, The marriage etc. reg. of the dutch ref. church London, 161), was zoon van Mr. Bonifacius v.V. (pensionaris en baljuw van Tholen, lid van den Raad van State en verschillende Generaliteitscolleges) en van Elisabeth van der Haer. Hij studeerde in de rechten te Leiden (ingeschr. 10 Febr. 1672) en promoveerde misschien in het buitenland; hij trad na zijne promotie op als advocaat voor het Hof van Holland en werd 9 Juni 1678 aangesteld tot extraordinaris, 24 Febr. 1680 tot ordinaris-raad in den Leenhove van Brabant. Dat v.V. lid van de regeering zijner geboortestad en gecomm. ter S.-G. zou zijn geweest, wordt ten onrechte door Scheltema, Staatk. Nederl. II, 435 en door Nagtglas, Levensb. v. Zeeuwen II, 904, vermeld. Aan het leven in de haagsche uitgaande wereld dier dagen nam hij deel en Susanna Huygens (zie Christ. Huygens, Oeuvres complètes, VIII, 314; '15, '20) vertelt in 1681 van ‘ce jeune Blondyn’, ‘ce galant’, die vergeefs van zijne ouders vergunning zocht te krijgen tot een huwelijk met de schoone, spiritueele, maar ongefortuneerde weduwe Dronkelaer, nadat hij in intieme betrekking had gestaan tot Anna Gibson, dochter van den engelschen kunstschilder Richard G., die in 't gevolg van Maria II Stuart naar deze gewesten was gekomen. Miss Gibson was inmiddels naar Engeland gegaan, waar zij hare bevalling afwachtte; zij meende gehuwd te zijn met v.V., die zich eenige jaren tevoren in stilte door een katholiek priester met haar had doen trouwen. Toen v.V. weigerde tot een officieel huwelijk over te gaan, kwam de zaak voor het Hof van Holland. De misleide vrouw werd in 't gelijk gesteld: v.V. moest haar in facie ecclesiae huwen, maar bleef bijwoning weigeren. (Zie de betreffende bijdrage van A. Bredius in Oud-Holland van 1910, 124 v., verder nog Journaal van C. Huygens, 75 en 81). Bij res. van 11 Nov. 1701 werd hij benoemd tot buitengewoon gezant naar Engeland; hij nam afscheid der vergadering van 14 Nov. en kwam 18 Nov. in Engeland aan. In 1702 werd hij opnieuw geaccrediteerd; hij complimenteerde koningin Anna bij hare troonsbestijging (zie zijn desbetreffende missive aan de Staten-Generaal in: Europ. Mercurius, 1702, a, 225, verder Wagenaar, XVIII 121), vertrok met verlof naar Holland in Mei 1705 om 18 Aug. van dat jaar in zijn standplaats weer te keeren. Twee jaar later (18 Juni 1707) ging hij weer met verlof naar het vaderland en keerde 6 Sept. 1707 te Londen terug. Hij gaf ‘in 't algemeen, veel genoegen aan zijne meesters’ (v. Wijn, Nalezing op Wagenaar II, 329; zie verder dez., Bijvoegsels op Wagenaar, XVII, 66 v. en Wagenaar XVII, 17, 279 en 381). Overeenkomstig zijn verlangen werd hij zonder praal in de hollandsche kerk te Londen begraven. Hij liet eene dochter na Elisabeth v.V., gehuwd met luitenant-kolonel Thomas Kennedy (zie o.a. de genealogie v.V. in Adelsarchief van 1901). Gewin |
|