Brugghen), in welke betrekking hij de accijnsen op 't gemaal afschafte. In 1861 richtte Dr. V. met anderen de Maatschappij tot exploitatie voor Spoorwegmaterieel op, die twee jaar later veranderd werd in een Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen, waarvan hij tot 1868 president-directeur was. Tevens was hij lid en steun van verschillende geleerde genootschappen, voorzitter van de Maatschappij van Nijverheid te Haarlem en curator van de leidsche hoogeschool. Algemeen werd hij erkend als een ervaren specialiteit op 't gebied van het muntwezen, als zoodanig had hij veel gezag. Van zijn geschriften zijn vooral bekend: Verslag van al het verrigte tot herstel van het Nederlandsche muntwezen van 1842-1851 (1853); Moet Nederland voor zijn muntwezen den gouden standaard aannemen of den zilveren behouden? (1874) en Feestrede bij het Eeuwfeest der Maatschappij tot bevordering van Nijverheid (1877).
Zijn portret werd gelithographeerd door C.C.A. Last en door C.W. Mieling.
Zie: F.W. van Eeden in Eigen Haard 1894, 404, en H.P.G. Quack, Herinneringen uit de levensjaren (1913), e.v. Voorts Een honderdjarig jubilé in Eigen Haard 1877, 235-37.
Zuidema