[Vroesen, Cornelis Pietersz.]
VROESEN (Cornelis Pietersz.), geb. te Gouda omstr. 1550 als zoon van Pieter Gerritsz. Vroesen, schepen en raad dezer stad en van Emerentia de Lange Gerritsd., overl. 1 Aug. 1626 te Rotterdam, werd 29 Aug. 1572 tot vroedschapslid aldaar gekozen en behoorde 11 Juli 1584 tot het driemanschap, dat door de vroedschap van Rotterdam naar de Staten werd afgevaardigd om, na den moord op den Prins, zonder ruggespraak de zaken in 's Lands belang te regelen. In 1618 werd hij bij de verandering der regeering door prins Maurits afgezet, doch bleef baljuw van Schieland, welk ambt hij sinds 1600 bekleedde. In 1619 werd hij echter genoodzaakt ook als zoodanig zijn ontslag te nemen; doch zijn voorloopig aanblijven bewijst wel, dat hij zijn moeielijk ambt in die dagen van strijd met takt heeft waargenomen. Herhaaldelijk is hij burgemeester geweest tusschen 1579 en 1600, meermalen gedeputeerde ter dagvaart tusschen 1582 en 1600 en gecommitteerde raad van 1597-1599. Sinds 1585 had hij zitting in het college der admiraliteit op de Maas. Hij was gehuwd met Maria van Helmduynen.
Moquette