professor juris hodierni, waartegenover hij beloofde te Utrecht te blijven. In Mei 1739 werd zijn traktement verhoogd tot ƒ 1800. 16 Aug. 1756 werd hij ontslagen van de verplichting om publieke lessen te geven, zoolang hij op verzoek der studenten het jus hodiernum zou blijven doceeren; in Oct. 1758 werd hij wegens gezondsheidsredenen geheel vrijgesteld van publieke lessen, terwijl hij in het voorjaar van 1760, ondanks tot hem gerichte verzoeken om aan te blijven, ter wille zijner gezondheid het professoraat nederlegde. In 1734 en 1754 werd hij tot rector magnificus gekozen; bij het nederleggen dier waardigheid hield hij in 1735 een rectorale rede: Oratio pro decretalibus pontificum Romanorum epistolis (z.p. en j. gedrukt), en in 1755 een ongedrukte redevoering over het Justiniaansche recht. In 1736 hield hij bij gelegenheid eener promotie met de kap een aanspraak: Justitiae sacerdos sive oratio de jurisconsulto, viro bono (Traj. ad Rhen. 1736).
Na zijn aftreden als hoogleeraar vestigde Voorda zich metterwoon te Leeuwarden, waar hij kort daarop lid der Provinciale Staten van Friesland werd en tot zijn dood gevestigd bleef. Hij was in 1726 gehuwd met Petronella Beucker, de dochter van den raadsheer Johannes B. Zij schonk hem drie zonen: Bavius, Johannes Henricus en Gerard Jacobus.
Als jurist maakte hij naam door verschillende geschriften, die hem naar den geest des tijds als Romanist en beoefenaar der jurisprudentia elegantior doen kennen. De titels zijn: Ad legem Falcidiam commentarius, quo multa Iuris Iustinianei loca exponuntur, illustrantur, emendantur, vindicantur. Accedit eiusdem Dissertatio de legato partitionis (Harl. 1730); Interpretationum et emendationum Iuris Romani libri III (Traj. ad Rhen. 1735, herdrukt 1768) met de rectorale rede van 1735; Differentiae Iuris Romani et Belgici, secundum ordinem Digestorum strictim expositae, et auditorum caussa evulgatae (Traj. ad Rhen. 1745, herdrukt Lugd. Bat. 1769); Electorum liber singularis, quo difficiliora quaedam Iuris Romani loca explicantur, emendantur, vindicantur. Accedunt eiusdem orationes duae de prudentia Romanorum in condendis legibus XII tabularum (Traj. ad Rhen. 1749). Het meest bekend zijn de Differentiae, welke door zijn zoon Bavius later als leidraad voor diens colleges te Leiden over het hedendaagsche recht zijn gebruikt. De koninklijke bibliotheek in den Haag bezit een handschriftelijk geannoteerd exemplaar van den druk van 1769 van professor van der Marck, afkomstig uit de bibliotheek van J. de Wal.
Zijn portret in de universiteit te Utrecht.
Zie: Boeles, Frieslands Hoogeschool II, 421-23; G. de Wal, Oratio de claris Frisiae Jctis, ann. 378-387; Loncq, Hist.schets Utr. Hoogeschool, 121, 165, 185, 187, 188, 323, 325; Wijnne en Miedema, Resolutiën vroedschap Utrecht betreff. de akademie (Werken Hist. Gen. II: 52) 244, 256, 260, 318, 323, 329, 333. Een artikel over de familie Voorda door J.H. Beucker Andreae in N. Friesche Volksalmanak (1865).
van Kuyk