laar zonder winkel zou vestigen en dat hij van plan was een tijdschrift, dat om de 14 dagen zou verschijnen, uit te geven. Dit tijdschrift, De Tijd, redigeerde hij van 1845 tot aan zijn dood met groote bekwaamheid en door een handige reclame wist hij te bewerken, dat het opgang maakte. In 1846 maakte hij zijn uitgaaf winstgevender door advertenties op te nemen, wat hem weliswaar wegens ontduiking van het zegelrecht een vervolging bezorgde, maar waarvan hij toch veel voordeel trok, vooral doordat hij deze vervolging als reclamemiddel gebruikte. In 1849 verbond hij aan zijn tijdschrift een loterij van boeken en platen. Doordat hij verschillende ondernemingen opeengestapeld had, gingen zijn financiën meer en meer achteruit. Hierdoor en door zijn slechte gezondheid werden zijn laatste levensjaren verbitterd. Zijn wijze van reclame maken, ook zijn scherpe en soms onverdiende critieken, bezorgden hem veel vijanden. I s.J. Lion schreef tegen hem het vlugschrift: Boudewijn en de Tijd. Nieten ook zonder loterij. In
1849 richtte hij het Zondagsblad op, dat tot 1861 bleef bestaan. Behalve zijn tijdschriftartikelen en een aantal vertalingen, schreef hij: Jongejufvrouwen (1845) en Beelden en Schaduwen (1847). Uit zijn huwelijk met Anthonetta Bernardina Hagedoorn werd een dochter geboren.
Zijn portret werd door C.C.A. Last gelithographeerd.
Zie: Kruseman, Bouwstoffen I, 370; van Schaick in De Tijd XV (1852) 45 en Hoogewerff in Ons Tijdschrift XVIII (1913) 657.
Scholte