magistraat en den hertog van Egmond. In 1567, na de komst van Alva, trof hem verbanning en verbeurdverklaring zijner goederen, waarop hij uitweek naar de Paltz. 11 Dec. 1567 liet hij zich als student inschrijven aan de universiteit te Heidelberg. Kort daarop vervulde hij de functie van commissaris van den Prins van Oranje, om namens dezen geldinzamelingen te houden onder de uitgeweken Nederlanders in Engeland. Reeds 13 Juli 1568 verscheen hij in die kwaliteit in de vergadering van de nederduitsche vluchtelingenkerk te Londen, om haar vermoedelijk eerst in 1574 neer te leggen, toen - na den overgang van Middelburg - een benoeming afkwam tot secretaris van den raad, aan wien de Prins tijdens zijn afwezigheid de regeering van Zeeland toevertrouwde. In 1578 keerde hij naar Gent terug, werd Aug. 1579 pensionnaris van de keure, en 12 Juli 1580 raadslid van den toen opnieuw opgerichten Raad van Vlaanderen. In de voor Gent zoo moeilijke dagen van 1584 werd hij - 16 April - gevangen genomen; kort daarop echter weer losgelaten. Sedert verliet hij Gent. Eind Sept. 1584 treffen we hem nog te Sluis aan, bezwaar makend tegen de aanwezigheid van Dathenus te dier stede. Zijn dochter Susanna is gehuwd geweest, eerst met Christoffel Roels (kol. 1082), daarna (Jan. 1598) met Jacob Valcke, thesaurier van Zeeland. Zij leefde nog in 1619.
Zie: Hand. der Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent IX (1909) 137; H.Q. Janssen, Petrus Dathenus. Een blik op zijn laatste levensjaren (Delft 1872) 69, no. 2; Oud- Holland XXVI (1908) 31; J.H. Hessels, Eccl. Lond. Bat. Arch. (Cantabr. 1889) II no. 87; Nijhoff's Bijdragen 3e R. VI, 64; F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen II (Midd. 1893) 533, 807.
van Schelven