[Tayus, Johannes]
TAYUS (Johannes), of Tay, werd 1583 predikant te Zuidland. 1591 verwisselde hij die standplaats voor Brouwershaven, nadat eenige moeilijkheden omtrent zijn attestatie, die niet onverdeeld gunstig luidde, uit den weg waren geruimd. 25 Mei 1625 werd hij emeritus en vestigde zich toen te Leiden; 2 Juni van dat jaar liet hij zich in het album academicum der universiteit daar inschrijven. Hij schreef: Proeve van de leere der Wederdooperen (Leiden 1601), een werkje dat door Gomarus ‘grondig, nuttig en stichtelijk’ werd geprezen. 12 Febr. 1623 werd hij in ondertrouw opgenomen met Neeltje Cornelisdochter. Uit een vorig huwelijk was geboren Johannes Tayus, die in 1606 predikant te Overmeer was (begin Juli van dat jaar was hij naar Zeeland verreisd), van omstr. 1615-1620 te Nieuwerkerk a/d. IJssel en van 1620 tot aan zijn dood in 1630 te Nieuwpoort stond. Als student plaatste hij in het genoemde boek van zijn vader een latijnsch en een nederduitsch gedicht.
Zie: Algemeen Nederlandsch Familieblad XII (1895) 131); J.W. te Water, Kort verhaal der Reformatie van Zeeland (Middelb. 1766) 238, 239; Reitsma en van Veen, Acta III, 73, 325, 404, 410, V, 37, 43, 91, VI, 297, 305; W.P.C. Knuttel, Acta Zuid- Holl. Synoden I, register in voce; H.C. Rogge, Pamfletcatalogus der Remonstrantsche Gemeente te Amsterdam, St. II, afd. I, 10; De Navorscher XLI (1891) 370 vv.
van Schelven