[Sinnama, Haringhus Sifridi]
SINNAMA (Haringhus Sifridi), geb. te Haag (Heeg) nabij Sneek, overl. te Worms in 1513 (?), studeerde te Keulen en was aldaar hoogleeraar in de rechten. Waar hij den doctorsgraad verkreeg, is onbekend, evenmin staat vast, wanneer hij te Keulen zijn lessen aanving. Prof. de Wal noemt hem opvolger van den beroemden italiaanschen jurist Petrus Ravennas. Bij de oprichting van het Rijkskamergericht te Spiers werd hij raadsheer daarin. Bij de installatie daarvan (1495) was hij tegenwoordig. Als raadsman van Maximiliaan I werd hij veelvuldig geraadpleegd. Ook wordt hij genoemd als onderhandelaar in de friesch-groningsche geschillen in het laatst der 15e eeuw. Eigenlijk is omtrent zijn leven zoo goed als niets met zekerheid bekend, zelfs het jaar van zijn dood is twijfelachtig. Al wat door vroegere en latere schrijvers aan bouwstoffen voor zijn levensgeschiedenis is bijeengebracht, is zorgvuldig verzameld in de hieronder genoemde bijdragen van Mr. Evertsz.
Hij is de schrijver van een ‘Summa über das Corpus J. Civ. und Canon.’ (von Savigny) onder den titel: Expositiones sive declarationes titulorum vtriusque Iuris: / Justinianus .... Collecte per egregi/um virum Mgrm Harynghum Sifridi sin/nama de Hagis Frisie, pontificij ac cesa-/rei Iuris Doctorem in florentissima vni-/uersitate Coloniens. ad prouectum cupien/tium in Iure habere noticiam (Colon. 1491) (herdrukt in 1494 en 1500). Een exemplaar van dit zeldzame werk bevindt zich in de koninklijke bibliotheek in den Haag. Een deel van den inhoud is herdrukt door Mr. Evertsz.
Zie over deze uitgave: Hain, Repertorium Bibliographicum no. 14725-14727; Panzer, Annales Typographici I, 304 no. 193; 308 no. 230 en 322 no. 347; J.G. Holtrop, Catalogus Librorum saec. XV impressorum (H. Com. 1856) II no. 203; J. Bouricius, Ad Pandectas (Leov. 1613) 18. Over den schrijver zie men: U.A. Evertsz in Nieuwe Bijdr. voor Regtsg. en Wetg. VII (1857) 348 v.v. en VIII-IX (1858-59) 786 v.v.; G. de Wal, Oratio de claris Frisiae J Ctis, ann. 4-6; F.C. von Savigny, Gesch. des Röm. Rechts im Mittelalter VI (1831) 427; R. Stintzing, Gesch. der Deutschen Rechtswissenschaft I (1880) 30-31.
van Kuyk