[Schepper, Henri IJssel de]
SCHEPPER (Henri IJssel de), geb. 6 Jan. 1844 te Deventer, overl. 16 Maart 1909 te Driebergen, zoon van Barthold Jan IJssel de Schepper en Catharina Johanna Westerbaan.
Hij genoot het voorbereidend onderwijs te Deventer, studeerde twee jaren aan het Polytechnikum te Hannover, waarna hij zijn studie voortzette aan de Universiteit te Göttingen (o.a. bij Wöhler en Beilstein). Hij promoveerde daar 24 Juli 1865 op een dissertatie Zur Kenntnis des Xylols. Door een overgangsbepaling daartoe in staat gesteld, trad hij in Sept. 1866 op als leeraar in de scheikunde aan de H.B.S. zijner geboortestad, welke betrekking hij 5 jaren vervulde. In dien tijd verschenen van zijn hand de volgende vertalingen: Schets der organische scheikunde naar de nieuwere beschouwingen, vertaald uit het hoogduitsch van F.C. Rammelsberg; verder Inleiding tot de qualitatieve analyse van denzelfde en Inleiding tot de qualitatieve analyse van F. Beilstein. Ongeveer gelijktijdig met zijn benoeming tot directeur der gasfabriek te Deventer kwam de uitnoodiging uit Amsterdam (1871), om als mededirecteur op te treden van de kaarsenfabriek buiten de Haarlemmerpoort te Amsterdam. Een jaar later, bij de opheffing dezer fabriek, werd hij benoemd tot directeur der goudsche stroopfabriek, een stichting van zijn oom Westerbaan. Deze functie verwisselde hij 1 Juli 1880 voor die van mededirecteur der N.V. de Stearinekaarsenfabriek Gouda, waar hij A.A.G. van Iterson opvolgde. Vermeld moge nog worden, dat IJssel de Schepper tweemaal lid van het Hoofdbestuur der Maatschappij van Nijverheid is geweest (1897 en 1902) en in 1903 te zamen met de hoogleeraren G. Hoogewerff en E. Cohen een rapport heeft uitgebracht over de oorzaken van den betrekkelijk geringen omvang van de chemische nijverheid in Nederland en de middelen, welke aan dezen tak van industrie uitbreiding