Doch ook de nederlandsche letteren verwaarloosde hij niet, zooals blijkt uit zijn gedichten: Feestzang voor den 19den Dec. 1799, bij het plechtig vieren van den aftocht des vijands en het geheel verlaten van den Bataafschen grond door de Engelsch-Russische legerbenden (1799); De tachtigjarige verjaring van mijn Vader (1810); Gouden bruiloft (van neef Loke; 1819), en Bij de ter aarde bestelling van Joh. Kappeyne van de Coppello op Eikenduinen, 2 Mei 1833. In 't Latijn schreef hij o.a. een gedicht ter eere van De Ruiter, dat in 1792 het licht zag, met een navolging in nederduitsche dichtmaat door Joh. Houtman Thz. Ook werkte hij aan een nieuwe uitgaaf van Sulpicius Severus, die echter onvoltooid gebleven is.
V.R. was lid van verscheiden geleerde genootschappen, curator van de latijnsche school te 's Gravenhage (die mede voor zijn toedoen tot een gymnasium werd uitgebreid), lid van de plaatselijke schoolcommissie in laatstgenoemde stad enz. Ook bekleedde hij een tijdlang de betrekking van administrateur der posterijen. In het Nederl. Jaarb. hiervoor (jaarg. 1850) vindt men zijn portret.
Hij was gehuwd met Anna Maria Lonyssen.
Zijn portret bestaat in steendruk door F. Waanders.
Zie: Levensber. Letterk. 1845, 8, en C. Bax, Prolusio Scholastica habita die II Sept. MDCCCXLIV, qua .... et memoriam coluit viri amplissimi Henrici van Roijen.
Zuidema