[Reede, Frederik van]
REEDE (Frederik van) misschien beter: van Reden, of van Rheden, werd tot dusverre steeds gehouden voor den stamvader van het bekende geslacht van Reede. Hij voerde echter in zijn wapen een rechterschuinbalk, waarover een barensteel; zijn geslacht stamde dan ook uit een jongeren zoon van den huize Baer en had zijn stamhuis in het geldersche dorp Rheden.
Frederik behoorde in zijn tijd onder de voorname edelen van Gelre. Hij was 17 Oct. 1225 getuige van Gerhard van Nassau, graaf van Gelre (Slichtenhorst, 89); 26 Jan. 1226 getuige bij de uitspraak in den twist tusschen Otto II, bisschop van Utrecht, en Floris IV, graaf van Holland, over het stoppen van den Rijn bij Zwammerdam, 't bezit van Friesland enz. (v.d. Bergh Oorkondenboek I no. 294). In een akte van 27 Januari d.a.v. van den pauselijken gezant betreffende gemelde geschillen, staat hij de tweede na den hollandschen graaf (Bondam I, 338). In 1227 stond hij als getuige over de vrijheden door Gerard, graaf van Gelre, aan de opgezetenen van de Veluwe verleend. Omstreeks 1230 geeft Frederik van R. zijn huis Doseburg in het kerspel Ehde aan het klooster Bethlehem (collectie van Spaen). Hij is een der raden van Otto III, graaf van Gelre, en zegelt mede de privilegiën en stadsrechten der stad Harderwijk, 11 Juni 1231 (Bondam, Ch. boek I, 379, en Schrassert, Beschr. van Harderwijk I, 4). Hij en zijn broeders Arnold en Gerard worden onder de edelen vermeld van Otto III, graaf van Gelre, als déze in Juli 1233 aan Arnhem stadsrechten geeft (van Hasselt, Geld. Bijzonderheden I, 25). Op 13 April 1237 onderteekent Frederik een brief, rakende den afstand van de advocatie der goederen van het kapittel van Emmerik, door den heer van 's Heerenberg aan graaf Otto (Bondam Ch. boek). Zijn broeders Arnold en Gerard, komen als getuigen voor van den prior van St. Janshuis, Henrich van Steenvoorden, in het verdrag van afkoop met graaf Otto van Gelre, 5 Oct. 1240 (Bondam, Ch.b. I, 431). De drie
broeders zijn in 1250 getuigen in een brief, waarbij graaf Otto van Gelre de gifte bevestigt van zijn grootmoeder en zijn moeder Margriet, gedaan aan het klooster Bethlehem (nabij Doetinchem) (Bethl. Arch). Frederik en Gerard komen nog 13 Mei 1260 voor bij het huwelijksverdrag van de tweede dochter van graaf Otto met den erfprins Dirck van Cleve. Gerard vindt men nog vermeld 22 Juli 1266 (Bondam Ch.b.)
Aan Frederik wordt tot vrouw toegekend een dochter uit het geslacht van Munster van Vortlage, doch of hij kinderen heeft nagelaten en welke, is tot op heden niet bekend.
Regt