[Randwyck, Jacob Neomagus, des H.R. Rijksgraaf van]
RANDWYCK (Jacob Neomagus, des H.R. Rijksgraaf van), heer van de Plack, geb. te Nijmegen 24 Febr. 1726, gedoopt 28 April, met de stad Nijmegen als peet. Overl. te 's Gravenhage 29 April 1790. Zoon van Steven (kol. 1000) en van G.G. van Welderen. Hij studeerde te Leiden en werd 1747 doctor in de rechten na het verdedigen eener dissertatie de Jure repressaliarum (Lugd. Bat. 1747). Lid der Ridderschap van Nijmegen, ambtman van Maas en Waal, ridder der D.O. Balye van Utrecht, jonkheer 18 Sept. 1770 en commandeur, laatst te Tiel.
Hij is tweemaal gehuwd geweest: eerst, 1758, met Henriëtte Helena des H.R. Rijksgravin van Bylandt (1736-1758), en daarna, 1769, met Reiniera Charlotta barones van Randwyck (1737-1803). Uit het tweede huwelijk een dochter, Gertrude Stephania des H.R. Rijksgravin van R. (1772-1842), die in 1794 te Leiden huwde met Prof. Sebald Fulco Jan Rau, en een zoon: Frans Steven Carel graaf van R., in 1807 bij het springen van het kruitschip te Leiden omgekomen, uit wien de thans nog bestaande grafelijke tak van Randwyck is gesproten.
Zie: van Kampen, Ned. Karakterkunde II, 490; Geneal. Herald. Bladen II, 133; Nederl. Leeuw, XXIII, 45, 46.
Regt