[Randwyck, Jacob van]
RANDWYCK (Jacob van), vrijheer van Beek, heer van Rossum, Heesselt en Gameren, geb. te Nijmegen 30 Mei 1658, overl. ald. 30 Juli 1725, zoon van Frederik Hendrik (kol. 996) en van Stephania Torck. Hij werd in de ridderschap van Nijmegen geadmitteerd 30 April 1680, was extraord. raad van Gelderland, ambtman, richter en dijkgraaf van Maas en Waal 1681, gedep. ter vergadering der S.G., burggraaf en richter der stad Nijmegen 1697-1725, gedeputeerde te velde 1702, 1703 en 1709, raad ter Admiraliteit van Amsterdam, ambassadeur op het vredescongres te Utrecht 1713. Hij was zéér oranjegezind en legde in 1702 bij de geweldige beroeringen in zijn geboortestad zijn ambt van burgemeester en raad vrijwillig neder, terwijl hij voortdurend tot gematigdheid aanraadde. In 1705 wendde hij vruchtelooze pogingen aan om burgemeester Roukens van den dood te redden.
Hij huwde te Hemmen 1689 Anna Theodora van Lynden (1668-1737), dochter van Frans en van Charlotte van Brienen. Uit dit huwelijk sproten 4 dochters en 5 zoons, van welke laatste er drie afstammelingen