1627 ontslag, waarop de middelburgsche magistraat 21 Aug. besloot om Jasper Adrianides Perduyn in de latijnsche school te gebruiken als praeceptor quartae classis; wonende te Middelburg en nog vermeld als predikant, ondertrouwde hij 22 Apr. 1629 te Dordrecht als Caspar Adrz. Perdun met Geertruyt Ryser uit Arnemuiden, dochter van Cornelis en Maria van Beverloo (getr. 21 Mei). Na wellicht eenigen tijd te zijn werkzaam geweest aan de latijnsche school te Goes, werd hij te Middelburg 4 Jan. 1631 bevorderd tot praeceptor honorarius der hoogste klasse. Men achtte het een groot verlies, toen hij 20 Febr. 1633 benoemd werd tot rector te Zierikzee, waarheen hij na Paschen vertrok; van daar is hij na het overlijden van Is. Beeckman, vooral op aanbeveling van Cats, benoemd tot rector te Dordrecht, waar hij in de kerstweek van 1637 in functie trad. Na den dood zijner vrouw in Apr. 1640, ondertrouwde hij te Middelburg weder 13 Oct. 1640 met Emmerentia Salomons, uit die stad, dochter van Salomon Jans en Josina Thyrion (getr. 14 Nov.). P.'s zinspreuk was: ‘Die overal kwaad hoort en niettemin wel doet, die voert in zijnen geest een koninklijk gemoed’, hetgeen hijzelf gelegenheid had in Dordrecht te betrachten. De door verschillende oorzaken ontvolkte school kon hij niet tot den ouden bloei brengen ondanks zijn letterkundigen roem en uitstekend onderwijs, ‘waarvan geheel Holland trompetter was.’ Voorbeelden zijner grieksche, latijnsche en nederlandsche gedichten, die hem de vriendschap deden verwerven van Boey, Beverwijk e.a. van de dordtsche dichtschool, vindt men in hs. op het Zeeuwsch genootschap (Verslag 1903, xiii), vóór W.
Udemans, Geestelick roer (Dordr. 1638) en Lydius, Vrolike uren des doods (Dordr. 1640). Gedichten op hem zijn onder Maria Godewijck's Poemata (ms. gemeentearchief Dordrecht), een door zijn praeceptor Pieter Godewijck, gedrukt bij de la Rue, Geletterd Zeeland (Midd. 1741) 132-34, benevens een afzonderlijk gedrukt Epicedium in ob. Parduini en twee door den praeceptor Joh. Michaelius onder diens Poëmata (Dordr. 1645). P. liet drie kinderen na: Adriaan P. (zie onder), Simon P. en Josina P., geb. te Dordrecht in 1642, tweede vrouw van den ambassadeur Aarnoud van Citters, wier geschilderd portret zich bevindt in het rijksmuseum en die overleed in 1718.
Zie: Vrolikhert, Vliss. kerkhemel (ald. 1751) 85, 114, 355, 365, 396; Nehalennia, jaarboekje (Midd. 1849) 92; Schotel, Ill. school te Dordrecht (Utr. 1857) 80, 86, 88, 89, 97, 225; Piccardt, Biz. uit de gesch. der stad Goes (ald. 1865) 174; Zelandia ill. I (Midd. 1879) 112; Bull. des égl. wall. III (1888) 209; Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen I (Midd. 1893) 342-43; Voegler, Gesch. van het middelb. gymn. (ald. 1894) 82, 90; de Vos, Lat. school te Zierikzee in Nederl. Leeuw XVI (1898) 30-31; Kesteloo, Stadsrek. van Middelburg V (ald. 1897) 84; VI (1900) 56; VII (1901) 69 en VIII (1901) 49, 74 en Tijdspiegel 1905: 2, 175.
de Waard