op 29 Jan. 1812 tot bataljons-chef benoemd zijnde, volgde hij het Groote Leger naar Rusland, nam een werkzaam deel aan de krijgsverrichtingen in Polen, Rusland, Saksen en Bohemen, was tegenwoordig bij de veldslagen van Smolensko, Krasnoi, aan de Beresina, bij Wilna, Pirna, Peterswalde en Dresden; hij had het ongeluk dat in Rusland zijn beide voeten bevroren, werd 12 Nov. door de Russen krijgsgevangen gemaakt, doch, als Hollander, spoedig ontslagen. Hij werd beloond met het Legioen van Eer. In Nederland teruggekeerd werd hij benoemd tot luitenant-kolonel, commandant van het 1e bataillon Artillerie Nationale Militie, daarna tot directeur van de Artillerie Stapelen Constructie Magazijnen te Antwerpen, waar hij het nieuwe veldmaterieel ontwierp, vervolgens te Delft in dezelfde functie; op 18 Juli 1824 werd hij aangewezen tot commandant van het 1e bataljon veld-artillerie, werd 15 Jan. 1826 tot kolonel, 23 Dec. 1829 tot comdt. der 1e Artillerie Inspectie en 13 Febr. 1834 tot generaal-majoor benoemd. 1 Jan. 1841 werd hij op pensioen gesteld.
Hij huwde 's Gravenhage 8 Juni 1802 Hendrica Justina van Oldenbarneveld genaamd Witte Tullingh, dochter van Mr. Hendrik Justus en Agnita Theodora van Teylingen, geb. 's Gravenhage 14 April 1781, overl. te Nijmegen 29 Sept. 1845.
Uit dit huwelijk een zoon Johan Jacob Eduard, geb. te 's Gravenhage 24 Juni 1810, overl. te Utrecht 26 Jan. 1887, majoor magazijnmeester der artillerie, Ridder M.W.O.
Hij schreef o.a.: Reglement op de Exercitien voor Veld-Geschut .... voor het eerste Bataillon Artillerie Land-militie (1814); ook andere reglementen voor de veldartillerie werden door hem ontworpen.
Een crayon-portret van hem bij den heer W.H. Croockewit te Rotterdam.
Zie: Kuypers, Gesch. der Nederl. Artillerie IV, 169 vlgde.
Voor alle bovengenoemde leden van het geslacht is gebruik gemaakt van gegevens uit het Familie-Archief Paravicini verstrekt door den heer W.H. Croockewit te Rotterdam.
Eysten