Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 922]
| |
dikant te Ophemert in Gelderland, doch werd als deze in 1618 om remonstrantsche gevoelens afgezet. Hij onderteekende de akte van stilstand en ging onderwijs geven te Tiel, wat hem evenwel werd verboden, toen hij de openbare godsdienstoefening niet bezocht, tot hem ten slotte de stad werd ontzegd. Misnoegd herriep hij de akte van stilstand, doch deed in 1624 pogingen om zich met de kerk te verzoenen, waarin hij in 1625 slaagde. Zijn verzoek in 1627 om weder als predikant geplaatst, te worden, werd niet geweigerd, doch niet spoedig geplaatst, deed hij zich 16 Mei 1628 benoemen tot rector der latijnsche school te Goes als opvolger van Sam. Nothaeus. 18 Jan. 1631 verzocht hij hier de classis om te mogen prediken, doch werd naar de synode verwezen. Begin 1633 vertrok hij van Goes (waar 5 Apr. 1633 als zijn opvolger David Paludanus werd benoemd) als conrector naar Zalt-Bommel, waar de classis hem eindelijk (15 Jan. 1635 en 3 Jan. 1639) het prediken vergunde. Zie: Vrolikhert Vliss. kerkhemel (Vliss. 1758) 355; Römer, De lat. school te Goes in Nehalennia, jaarboekje enz. I (Midd. 1849) 88-91; Piccardt, Biz. uit de gesch. der stad Goes (ald. 1865) 173-74; Reitsma en van Veen, Acta III (Gron. 1894) reg. en Knuttel, Acta part. Synoden I ('s Grav. 1908) reg. de Waard |
|