pen terug en verplichtte zich daar in 1590 (of later?) door gelofte tot den regel der Minderbroeders. Vergist P. Michael Landtman zich niet, dan werd Neyen in 1597 priester gewijd en droeg hij Feb. 1597 te Leuven zijn eerste Mis op. Van 1603-1606 was hij gardiaan van het klooster te Brussel. Daar werd hij als raadsman en diplomaat reeds dikwijls ‘in groote saeken gebruickt.’ In 1606 vertrok hij met den provinciaal Gerardus Jaceanus als ‘Custos’ naar het generaal kapittel van Toledo. Inmiddels (ook nog in 1607) diende pater M. Landtman, oudprovinciaal der tyroolsche provincie en sedert 10 jaren vertoevend in België, waarschijnlijk uit naijver, bij kard. Scipio Borghese schriftelijk vele en scherpe beschuldigingen over zijn gardiaan in. Toch werd Neyen benoemd tot commissarisgeneraal der ‘Natio Germano-Belgica’ en zat als zoodanig 22 Oct. 1606 te Leuven het provinciaal kapittel voor.
Het volgend jaar begon Neyen, voorzien van aanbevelingsbrieven van het hof van Madrid en in opdracht van Aartshertog Albertus, met de Staten-Generaal te onderhandelen over vrede, voor beide partijen gewenscht en onontbeerlijk. Hij kwam 2 Mrt. 1607 in den Haag en werd door prins Maurits als een oud vriend behandeld. Zijn schranderheid en volharding deden tallooze en bijna onoverkomelijke bezwaren uit den weg ruimen. Op 12 Apr. werd een voorloopige akte van wapenstilstand onderteekend.
Daarna keerde hij, aanvankelijk zelfs zonder paspoort, naar Holland terug om ook een wapenschorsing ter zee te bewerken en werd 7 Mei ter Staten-vergadering ontboden. Philips III deelde het gevoelen zijner raadslieden, dat de onafhankelijkheid der Vereenigde Provinciën niet mocht worden erkend en weigerde de gevraagde goedkeuring. Nu reisde Neyen zelf naar Madrid en slaagde. Nog driemaal deed hij de reis van Brussel naar den Haag en effende ten slotte den weg voor een officieel gezantschap. Paus Paulus V erkende bij breve van 20 Nov. 1607 zijn verdiensten (afgedrukt bij Sanderus, Chorographia sacra Brabantiae III (Hag. Com. 1727) 75).
Het officieele gezantschap, waarvan Neyen weer deel uitmaakte, werd 1 Febr. 1608 door prins Maurits ontvangen. Om het oordeel des konings over sommige voorstellen te vernemen, reisde Neyen weer af naar Brussel en Madrid. Door de besluiteloosheid des konings kon hij zijn belofte van spoedigen terugkeer niet houden. Eindelijk handhaafde de spaansche regeering schriftelijk haar eisch van vrije uitoefening v.d. katholieken godsdienst. De ontvangst van dit besluit deed in den Haag de onderhandelingen opschorten. Begin 1609 werd Neyen uit Spanje met de noodige volmachten naar Brussel teruggezonden. Feestelijk (Schoutens, Gesch. v.h. voormalig minderbroedersklooster van Antwerpen (Antw. 1908) 126-127) werd hij 5 Feb. ontvangen te Antwerpen, waar de verdere besprekingen met de gecommitteerden der Staten-Generaal gehouden en 9 Apr. door het sluiten v.h. Twaalfjarig Bestand bekroond werden.
Sommige schrijvers houden het gedrag des paters niet in alle opzichten voor onberispelijk. Zoo zou hij Corn. Aerssen door geschenken hebben willen omkoopen en als loon voor zijn bemoeiïngen den aartsbisschoppelijken zetel van Utrecht verlangd en gevraagd hebben. Algemeen echter worden zijn verdiensten, bekwaamheid en vooral zeggingskracht erkend. Op het algemeen kapittel van Rome (Juli 1612) werd hij gekozen tot Definitor-generaal. Door den koning voorts