Plautus, in wien hij zich dagen aaneen kon verlustigen. ‘Weet’, zoo schreef hij aan zijn vriend W. Eekhoff te Leeuwarden, ‘dat hij de eenigste Romeinsche classieke schrijver is, die een persoon ten tooneele voert, welke in de Hebreeuwsche of Phoenicische taal spreekt, waaruit vrij wat is af te leiden. Prof. Regenbogen maakte mij daarop opmerkzaam en wilde, dat ik daarmede den doctoralen graad behalen zou, maar mijne beurs liet geen langer verblijf aan de academie toe’. Hoe verheugd was hij, toen hij van den Gouverneur van Friesland een nieuwe Plautus, editie Gronovius, cadeau kreeg en hoe bewonderde hij de solide geleerdheid in de noten. Toen hij 63 jaar was moest hij nog van al de oude klassieken nieuwe uitgaven hebben. Zijn uitgave van Plinius' Historia Naturalis in zeer zeldzamen druk in kwarto van 1511 vol abbreviaturen matte hem in het lezen te veel af. Ook vermoeiden de duodecimo-uitgaven van Seneca en Plautus der latijnsche school zijn oogen zoozeer, dat hij zijn bibliotheek een vernieuwing deed ondergaan. Hij was ook een groot minnaar van historie en oudheid. Op dat gebied vond hij veel samenstemming en medewerking bij jhr. H.R. van Burmania Rengers, die in het begin der 19de eeuw grietman was van Gaasterland en woonde op den huize Lycklama Bosch. Zij maakten zich vooral verdienstelijk bij de vondst van karolingsche munten te Rijs in November 1840.
Hij was de eenige predikant in Friesland, die ‘aan Napoleons trawanten’ geweigerd heeft zijn doopboeken over te geven. In de jaren 1811-13 had hij nagenoeg geen traktement. Hij was bevriend met Ds. Nieuwold, den conrector J.D. Ankringa, en Prof. R. Koopmans. Met Ds. H.W.C.A. Visser te IJsbrechtum correspondeerde hij over theol. en litterarische onderwerpen en stelde hij een lijst van friesche schrijvers op. Hij had veel omgang met zijn collega's A. Beekhuis te Tjerkgaast en L. van Giffen te Wyckel. Ook was hij een immer welkome gast op het slot van jhr. van Swinderen te Rijs, die hem een fraai huis liet bouwen bij zijn pastorie, waar hij zijn laatste levensjaren zou kunnen slijten. Hij heeft daarvan echter geen genot gehad, daar hij ruim een half jaar na het nemen van zijn emeritaat overleed. Met hem ging heen een man van groote geleerdheid, karakter, geestesbeschaving, aangename manieren en practischen zin. Zijn brieven aan zijn vriend W. Eekhoff, waaruit deze levensschets hoofdzakelijk is geput, bevinden zich in het Rijksarchief te Leeuwarden.
Ds. L.v. Giffen te Wyckel hield op hem een lijkrede, die in het licht verscheen.
Wumkes