Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 613]
| |
stud. ingeschreven aan de leidsche hoogeschool, en promoveerde aldaar 5 Maart 1862 op eene dissertatie Geschiedenis der beoefening van de wijsheid onder de Hebreërs, met toestemming van curatoren in de nederlandsche taal. Achttien dagen later werd hij predikant te Nieuw-Helvoet, vanwaar hij in 1867 naar Schiedam vertrok, om in 1873, voornamelijk om gezondheidsredenen, tot de Rem. gemeente te Rotterdam als prediker over te gaan. Hij was, met Hooykaas Herderscheê, Oort, van Hamel en Jungius, een van de voormannen der modern-ethische richting, welke tegen het monisme van Scholten opkwam en gemoedservaring de bron van Godskennis achtte. In de preeken ter Gedachtenis aan mijne vrienden te Schiedam (Schiedam 1873) en in God in de geschiedenis (Schiedam 1870) is dat standpunt uiteen gezet; later ook in een bundel Godsdienst ('s Hertogenbosch 1876) en in het Theol. tijdschrift. Een groot aandeel heeft hij gehad in den Bijbel voor Jongelieden, waarvan het N.T. door hem is bewerkt, gelijk het O.T. door dr. H. Oort. Prof. Kuenen verleende zijne medewerking, evenals bij de vertaling van het O.T., waarin Hooykaas Koningen, eenige Psalmen en Jeremia bewerkte, naast de deelneming aan den arbeid der andere vertalers, gelijk in Theol. Tijdschrift XXV, 461 beschreven is. Hij was met zijne collega's Jorissen, Lohr en Maronier redacteur van De Protestant, een godsdienstig weekblad in vrijzinnigen geest. Voor eene benoeming tot hoogleeraar aan het amsterdamsche athenaeum werd in 1876 door hem bedankt. Hij was gehuwd met Petronella Everharda Oort. Zie: H. Oort in Levensb. Letterk. 1895, 1, met bibliografie. Herderscheê |
|