het ambt, dat hij tot zijn dood bekleed heeft. Gedurende den Spaanschen Successie-oorlog was hij in 1703 en 1712 gedeputeerde te velde; in 1703 onderscheidde hij zich bizonder in het ongelukkig gevecht bij Eckeren, toen hij, na de vlucht van den bevelvoerenden generaal, Obdam, door zijne tegenwoordigheid van geest en onverschrokkenheid een ernstige neerlaag wist af te wenden. Groot was ook de rol, die hij sinds 1706 speelde als commissaris der Republiek in de veroverde Zuidelijke Nederlanden, waar hij met naijverige zorg waakte voor de belangen der Republiek en zich duchtig deed gelden, zoowel tegenover Marlborough als tegenover de Belgen, van wier zijde geklaagd werd over de ‘manières hautaines et grands aires de Monsieur De Hop, qui fait icy le Maitre despoticque.’
Uit zijn huwelijk met Isabella Hooft sproten Cornelis (2) (II kol. 601) en Henrick (II kol. 602).
Een in 1722 door Th. Netscher geschilderd portret is bij Jhr. van Pabst van Bingerden te Nijmegen.
Zie documenten hem betreffende: Corr. diplom. et milit. du duc de Marlborough, du grand-pensionn. Heinsius et du trés.-gén. Hop etc. Publ. p.G.W. Vreede (Amst. 1850); The Lexington papers, ed. by H. Manners Sutton (London 1851); Het Archief van den Raadp. Ant. Heinsius, uitg. d.H.J. van der Heim ('s Gravenh. 1874); Archives d.l.M. d'Orange N., 3e série, publ. p.F.J.L. Krämer (Leiden 1907-09). Litteratuur: G.W. Vreede, Inl. t.e. Gesch. der Nederl. diplomatie I (Utrecht 1856); N.J. den Tex, Jacob Hop, gezant der Ver. Ned. (Utr. diss. 1861); C. van Noorden, Europ. Gesch. i. 18 Jahrh. (Leipzig 1870-82); J. Elias, De vroedsch. v. Amst.
Bussemaker