waarvan hij verschillende veroverde, het volk over boord liet werpen; hij beschoot de stad Algiers zelf. Ook in 1619 en 1620 werd deze vergeldingspolitiek gevolgd. Na het eindigen van het Bestand werd de strijd opnieuw aangebonden tegen de Duinkerkers en in Oct. 1622 leden dezen bij Calais opnieuw een gevoelige nederlaag tegen hun ouden bestrijder, 6 Mei 1624 tot vice-admiraal benoemd, diende hij het land in die qualiteit nog geen jaar, maar werd nog door de St. Gen. 25 Oct. 1624 naar aanleiding van een gevecht met vier duinkerker schepen bij Duins met een gouden medaille vereerd. Op kosten van de admiraliteit op de Maas werd hij begraven in het koor der Groote Kerk no. 85, en een grafschrift op zijn zerk vermeldt in een lofdicht zijn roemrijke daden.
Door zijn tijdgenooten worden zijn voortvarendheid en de bekwame spoed, waarmee hij zijn lastgevingen uitvoerde, geprezen en van hem wordt verhaald, dat hij zoo populair was bij het scheepsvolk, dat zijn daden in menig lied werden bezongen. Hij was gehuwd met Neeltgen Aerts en zijn dochter Aertje, trouwde in 2de huwelijk met Joost van Coulster (I kol. 643).
Van dezen zeeheld bestaat een afbeelding in staalgravure door J.F.C. Reckleben en een penteekening berustende in het gemeente-archief te Rotterdam.
Zie: Rott. Historiebl. II, 607; III, 454 noot; Bronnen Gesch. Rott. II, 364; van Reyn, Gesch. Beschr. v. Rott. I, 286; van Meteren (1611) II, 193 vlg., 204, 233 vlg., 412; van den Bos, Leeven en Daaden der doorl. zeehelden 148 vlg., 156, 211 vlg. (waar het gevecht van 1618 ten onrechte op 1619 geplaatst wordt), 300; Journ. Adm., Res. St. v. Holl. (10 April 1597), Res. St. Gen. (3 Sept. 1607); Heeringa, Bronnen Gesch. Lev. handel (zie index); de Jonge, Ned. Zeewezen I, 209, 230, 232, 235, 238 (dat L.H. het leven verloor ‘strijdende voor het vaderland’, klopt niet met het grafschrift) 239, 518.
Moquette