ook nog een schetscollege hield voor candidaten. Zeer talrijk zijn daarnevens de opstellen van uitlegkundigen inhoud, geplaatst in verschillende jaargangen van Uitlegkundige Bijdragen en Godgeleerde Bijdragen.
In 1850 kwam hij voor de rechten der theol. fac. op in een geschrift Over de godgeleerdheid in het algemeen en hare betrekking tot het onderwijs op 's lands hoogescholen in het byzonder.
Hij was bestuurder en secretaris van het Haagsche Genootschap en curator van het Stolpiaansch Legaat; ook lid van de Commissie der O. en W.I. kerken. Als lid van de Mij. der Ned. Letterk. schreef hij het Levensbericht van Wilhelm Broes.
Ten opzichte van eene nieuwe bijbelvertaling maakte hij zich verdienstelijk door zijn Proeve van grondslagen voor eene nieuwe Nederduitsche vertaling van het N.T. naar den leiddraad der vertaling van den Statenbijbel en volgens den gewonen Griekschen tekst (1852), en door een artikel in het Chr. Maandschrift over Het wenschelijke eener nieuwe Ned. vertaling van den bijbel in het algemeen en van het N.T. in het byzonder (1855). Zelf trad hij op als algemeen adviseur; vgl. Voorrede bij de Synodale vertaling van het N.T. 1868.
Hij huwde in 1808 met Anna Maria Hupé, wed. Biesterbos, die hem tien kinderen schonk en tot 1859 met hem verbonden bleef. Eene zijner kleindochters was tot het laatst zijne trouwe verzorgster.
Studenten der theol. fac. droegen hem ten grave op 10 Feb. 1871. De toespraken van den Burgemeester van Leiden, prof. Scholten, ds. Kuyper en dr. van Hengel getuigden van de hooge waardeering van 's mans werkzaamheid en karakter.
Zijn portret door Jacob Spoel in de Senaatskamer te Leiden; het werd bovendien gelithographeerd door W.C. Chimaer v. Oudendorp, J.P. Berghaus, e.a.
Zie: J.J. Prins in Levensb. Letterk. 1871, 175 met lijst der stukken in Chr. Maandschrift; A. Kuenen in Ned. Spectator 25 Febr. 1871; G. van Gorkom in Los en Vast 1871, 108.
Herderscheê