[Hamer, Abraham]
HAMER (Abraham), geb. te Sittard 23 Sept. 1568 als z.v. Petrus Jansz. Hamer en Isabeau Sanglier uit Valenciennes, stierf te Hanau 17 Maart 1641. Wegens de vervolging die zij als ketters in het Guliksche ondervonden, vluchtte zoowel Abraham met zijn huisgezin als zijne ouders naar Frankfort a. Main. Hij trouwde 1o. 1591 Margaretha van der Hagen, d.v. Hendrik en van Elisabeth Bruininx en had bij haar 9 kinderen. Zij overl. te Hanau 14 Oct. 1610, waarna hij in 1612 hertr. met Anna Balbiaen, die 1635 stierf zonder kinderen. De vele hollandsche en vlaamsche protestanten hadden echter slechts korten tijd te Frankfort vrijheid van geloof en men zag dus uit naar een anderen beschermer. Niet te verwonderen was het dat men het oog vestigde op Philipp Ludwig II, Graaf van Hanau en Rieneck, heer tot Münzenberg, die zelf opgevoed in den lutherschen godsdienst, zoowel door zijn verblijf aan de Universiteit te Leiden (ingeschreven 22 Sept. 1593), als door zijn huwelijk met Catharina Belgica (I kol. 59), dochter v.d. Prins, niet vreemd tegenover de Nederlanders stond. Zoowel de nederlandsche als waalsche gemeenten trokken van Frankfort naar Hanau waar zij Neu Hanau bouwden. Onder de eerste 47 was ook Abraham Hamer met zijn huisgezin. Op 1 Febr. 1600 werd te Hanau een collecte gehouden voor kerkbouw, zoowel voor een hollandsche als fransche, daarbij gaf Abraham Hamer ƒ 100, voor zijn vrouw ƒ 25, voor zijn kinderen, Abraham, Hendrik, Elisabeth en Jan ƒ 40. 22 Oct. 1600 belooft hij, tot onderhoud van den predikant Christoffel Berbandus, een halfjaarlijksche bijdrage van ƒ 25. In 1600 werd hij lid van den raad, daarna burgemeester en kolonel over de burger militie. In 1602 heeft
Keizer Rudolf II hem met al zijn wettige nakomelingen, zoowel in vrouwelijke als mannelijke linie tot Riddermatig Edelman verheven, vernieuwende en vermeerderende het geslachtswapen (hiermede blijkbaar de gekroonde helm bedoeld) volgens adelsbrief d.d. 18 Oct. 1607. In 1603 werd Hamer naar de Frankfurter Messe gedeputeerd om de voorname heeren op te wekken bijdragen te geven voor den kerkbouw; ook had hij inlichtingen in te winnen hoe bij de Pfalzburgsche kerk het dak op het muurwerk was bevestigd, want het werk werd slechts door leeken gedaan. Toen in 1610 zijn vrouw stierf, besloot de raad van Hanau een groote uitzondering te maken op de bepaling van 1607 dat niemand meer binnen de kerk begraven zou worden. Alleen voor den burgemeester Peter 't Kind, diens vrouw, en Margaretha van der Hagen, de echtgenoote van Abraham Hamer, werd deze uitzondering gemaakt. Men heeft in den naherfst van 1896 naar deze graven een onderzoek gedaan; de eerste twee hadden geen grafsteen; zij liggen in de kapel. De grafsteen van Mevrouw Hamer werd ontdekt en van een afneembaar houten deksel voorzien. De zerk is van rood zand-