[Guiche, Armand de Grammont]
GUICHE (Armand de Gram(m)ont, graaf de), geb. 1637, overl. 29 Nov. 1673. Hij was de zoon van Antoine III de G. en Françoise Marguérite de Chioré, en leidde een hoogst avontuurlijk leven. Onversaagd krijgsman vocht hij aan staatsche zoowel als aan fransche zijde. In 1665 nam hij als vrijwilliger deel aan het beleg van Lochem door de vereenigde fransche en nederlandsche troepen, de eersten onder Pradel; de Munsterschen gaven Lochem 13 Dec. over. Later streed hij met de Polen tegen de Turken en op de nederlandsche vloot onder de Ruyter tegen de Engelschen; in den vierdaagschen zeeslag, waaraan de G. en zijn schoonbroeder, de prins van Monaco aan boord van de Ruyter's schip deelnamen, betoonde hij groote onverschrokkenheid en werd hij in den arm gekwetst. Bij den overtocht van den Rijn door de Franschen bij het Tolhuis, op 12 Juli 1672, geleidde de G. de fransche troepen door de rivier, op aanwijzing van een boer, Jan Petersen. Hij was toen luitenant-generaal bij de fransche troepen en maitre de camp van een regiment gardes, maar werd verbannen om zijn gedrag tegenover Mme. Orléans, de schoonzuster van Lodewijk XIV. Hij overleed in het leger van Turenne in Duitschland, uit verdriet dat hij, een konvooi moetende geleiden, zich door Montecuculi had laten verslaan.
De G. schreef tusschen 1664 en 1669: Mémoires concernant les Provinces Unies et servant de supplément et de confirmation à ceux d' Aubéry du Maurier et du Comte d' Estrades. Ze zijn eerst in 1744 te Londen uitgegeven met bijvoeging van een Relation du Siège de Wesel en Relation du Passage du Rhin.
Zie: Oeuvres complètes de Chr. Huygens IV, 500; Bosscha, Neerland's Heldendaden te Land II, 18 noot 1, 48 noot 1, III 22 noot 2, 48, 49;