[Gruterus, Jacob (2)]
GRUTERUS (Jacob) (2), geb. te Middelburg omstr. 1587, zoon van Jacob Gr. (1) en Tanneken Verhasselt, is wellicht identiek met zijn naamgenoot, die 18 Sept. 1606 als stud. litt. is ingeschreven te Leiden, waar hij betrokken werd in den moord op Hornhovius, met anderen in Febr. 1608 werd gearresteerd, veroordeeld werd tot verbanning, maar in Mrt. 1608 door den prins is begenadigd (Molhuysen, Bronnen gesch. Leidsche univ. I ('s Grav. 1913) reg.) en zijn naamgenoot, die als Selandus Belga 9 Mei 1609 te Heidelberg en voorts 20 Apr. 1613 te Marburg is ingeschreven. Als jonggezel van Middelburg, zonder ouders en voogden, ondertrouwde hij te Middelburg als Mr. Jacobus Gr. 2 Mei 1626 (getr. 17 Mei) met Anna de Floriano, waaruit aldaar gedoopt zijn Maximiliaan 12 Mei 1627; Jacobus 6 Juni 1629; Christiaen 30 Dec. 1630; Anna 5 Sept. 1632; Cornelia 21 Mei 1634; Thomas 2 Dec. 1636 en Jacobus 12 Jan. 1642. Als advocaat te Middelburg en oom van de kinderen, werd hij aldaar 29 Apr. 1650 met den vader voogd over de kinderen van Johannes Gruterus (zie boven).
Een neef van hem was dus Jacobus Gr. (3), ged. te Middelburg 28 Mei 1615 als zoon van Petrus Gr. en Elisabeth van de Vivere. Deze studeerde blijkens een brief van zijn broeder Isaac aan hem uit Amsterdam dd. 23 Aug. 1628 (Petri Gr. Epp. cent. sec. (Amst. 1629)) in de rechten, maar liet zich tegelijk met dezen en Remigius Gr. in 1643 als student inschrijven te Utrecht, waar hij onder weinig ruime omstandigheden (Briefwisseling Const. Huygens ed. Worp, III ('s Grav. 1914) reg.) studeerde in de medicijnen, waarin hij den titel van med. cand. verwierf. Eerst onder Abraham Beeckman conrector aan de latijnsche school te Goes (Nehalennia, jaarboekje enz. I (1849) 93), werd hij 6 Jan. 1648 aan die te Middelburg onder Wilmerdonck aangesteld als praeceptor in de 4e klasse, Nov. 1649 in de derde, terwijl in 1651 zijn traktement nog is verhoogd (Voegler, Gesch. van het middelb. gymn. II (ald. 1894) 101, 102 en Kesteloo, de Stadsrek. van Middelb. VI (ald. 1900) 58, VII (1901) 50). Brieven gewisseld tusschen hem en zijn broeder Isaac zijn te vinden in zijns vaders Epp. cent. sec. (Amst. 1629), terwijl van Isaac aan hem dd. 19 Sept. 1645 zijn gedrukt vóór Huygens' Korenbloemen (ed. 1655) en een andere berust te Oxford, Bodl. libr. Gr. was een groot bewonderaar van Baco, van wien hij een nagelaten handschrift, destijds in het bezit van den engelschen resident in den Haag, William Boswell, door toedoen van zijn broeder Isaac (zie kol. 506) uit het engelsch in het latijn vertaalde en uitgaf met opdracht aan Pieter van Reigersberg en voorafgegaan door een brief van zijn broeder aan hem als Sylva Sylvarum sive Historia
naturalis et novus Atlas (Amst. 1648), waarvan zijn broeder na Jacob's overlijden (hij is begraven te Middelburg 24 Jan. 1652) eene verbeterde uitgaaf (Amst. 1661) bewerkte, later ook opgenomen in Fr. Baconis Opera omnia IV (Amst. 1685 en 1730).
Zie: Bayle, Dictionn. hist. et crit. II (5e ed. 1740, 620); de la Rue, Geletterd Zeeland (Midd. 1741) 296; Paquot, Mémoires III (Louvain 1770) 344; Willems, Les Elzevier (Brux. 1880) 268.
de Waard