[Graauw, Hendrik]
GRAAUW (Hendrik), omstreeks 1627 geb. te Hoorn, te Alkmaar ongehuwd overl. 1693; 10 Dec. werd hij te Heiloo begraven. Zijn eerste leermeester in de kunst was Pieter Fransz. Grebber te Haarlem, waarna hij ruim 8 jaren werkte onder den bouwmeester Jacob van Campen, niet anders doende dan het maken van allerlei ontwerpen. Houbraken verhaalt, dat ‘Prins Maurits’, uit West-Indië gekomen (1644), aan v. Campen last gaf om 4 groote vakken in den koepel van de vermaarde zaal van 't Prinsenhuis in 't Bosch te beschilderen, en zulks gedaan werd door Graauw, Grebber en 2 anderen. Immerzeel nam dit klakkeloos over, alleen niet dat de vorst uit W.-I. teruggekeerd was, en vergrootte alzoo de verwarring. Gedacht moet worden aan Johan Maurits van Nassau, den Braziliaan, en aan het door hem gestichte Mauritshuis; de koepel zal verloren zijn gegaan bij den geweldigen brand, waardoor dit paleis 22 Dec. 1704 geteisterd werd. In 1648 reisde Graauw te scheep naar Livorno en van daar over Civita Vecchia naar Rome, waar hij 3 jaren bleef, de beroemdste beeldwerken afteekenende en de fraaiste voorwerpen in schilderij brengende, waarvoor Nicolaas Poussin hem prees en een goede toekomst voorspelde. Met een schat van teekeningen en modellen in het vaderland teruggekomen, hield hij zich beurtelings te Amsterdam en te Utrecht op, totdat de nadering der Franschen in 1672 hem naar Hoorn deed wijken. Later begaf hij zich naar Alkmaar, waar hij in 1682 lid van het schildersgild werd. Hij was bijzonder bloo en stil en niet geschikt voor den gezelligen omgang.
Zie: Immerzeel, De levens en werken; de Riemer, Beschryving van 's Gravenhage, I, 2de st. (Delft 1730) 753.
Bruinvis