[Goeje, Reinoudina de]
GOEJE (Reinoudina de), geb. 9 April 1833 te Lippenhuizen, overl. 6 Febr. 1893 te Rotterdam, was een dochter van Ds. Pieter de Goeje (I kol. 947) en Wilhelmina Bernardina Schilling. Onder het pseudoniem Agatha heeft zij onze kinderlectuur verrijkt met meer dan honderd kleine en groote verhalen en van 1870 tot haar dood is er bijna geen tijdschrift voor de nederlandsche jeugd geweest, waaraan zij haar medewerking niet verleend heeft. Sommige harer vertellingen hebben zelfs een vierden druk beleefd, wel een bewijs, dat zij den kindertoon wist te vatten en dat door ouders haar schrijftalent gewaardeerd werd. In 1860 verscheen haar eersteling, getiteld: Het theesalet van Pieteloet. Onder haar meest bekende, oorspronkelijke verhalen behooren: Eind goed, al goed, De genius van het kransje, De geschiedenis van Dina en haar pop, De dochter van den kozak, Het poppenhuis, Leonie en Elise, Een man, een man; een woord, een woord, Eva Strooveld, Frida en haar nichtjes, Pauline. Jongens- en meisjesboeken van Capt. Marryat, Wilh. Hauff, Marlitt e.a. vonden in haar een goede vertaalster. Van de tijdschriften, waaraan zij heeft meegewerkt, zijn o.a. te noemen: De Kindervriend, Ons genoegen, Heinde en Ver, Gezellige Uren, Voor ieder wat, Na schooltijd, Lentebloesem, terwijl in 1876 en 1877 een Almanak voor kinderen van haar verscheen, van 1888 tot 1890 een Scheurkalender voor de Jeugd en zij jarenlang mederedactrice was van het veelgelezen tijdschrift Voor 't Jonge Volkje.
Zij was een zuster van den bekenden leidschen hoogleeraar M.J. de Goeje (zie I kol. 946).
Moquette