[Genabeth, Petrus van]
GENABETH (Petrus van), letterkundige, geb. te Amsterdam uit het huwelijk van Petrus v.G., zeeofficier, en Diderica de Witt (hij werd gedoopt 10 Febr. 1793 in de Roomsch-kath. kerk op het Begijnenhof te A'dam) en overl. 19 Sept. 1852 ald. Opgeleid voor het onderwijs, behaalde hij hierbij achtereenvolgens den 4den, 3den en 2den rang, was eerst aan meer dan eene school in A'dam werkzaam, doch werd in 1817 tot leeraar in de nederl. taal aan het Athenaeum te Doornik benoemd en twee jaar later aan dat te Brugge. In 1830 door den belgischen opstand verdreven, begaf hij zich met vrouw en kinderen (hij was te Amsterdam gehuwd met E.L.C.E. Schabracq, een onderwijzeres van israëlietische afkomst, met wie hij daar een school gehouden had) eerst naar Sluis, toen naar Middelburg, eindelijk naar Amsterdam, waar hij door de regeering van koning Willem I met een jaargeld begiftigd werd en waar zijn vrouw wederom een school oprichtte, terwijl de kunstschilder J.W. Pieneman hem in 1843 de betrekking van klerk en opzichter bij de tentoonstellingen van ‘Arti et Amicitiae’ bezorgde. Van Genabeth was sedert 1820 lid van het Genootschap van Vaderlandsche taal en letteren te Brugge en sedert 1830 lid van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden; in eerstgenoemde stad was hij tevens secretaris van het daar pas opgerichte departement der Maatsch. tot Nut v. 't Alg. Behalve opstellen in de Avondbode en andere periodieken, schreef hij: Redevoering over het noodzakelijke van de aankweeking der volkstaal en de genoegens daarmede verbonden (1820); Redevoering over het ongegronde der vooroordeelen tegen de Nederduitsche taal (1821); Beginselen der Nederduitsche taal (1821); De godspraak der
16de eeuw. Een tooneelvoorstelling (1823); Zede- en letterkundige lessen, of Bloemlezing uit prozaschrijvers en dichters, ten dienste van athenaeën, gymnasiën, enz. (1828; bij herhaling herdrukt); Veertien jaren in België en vlugt uit Brugge (1831); De vermoedelijke gevolgen van den tegenwoordigen toestand van het koningrijk der Nederlanden (1836) en Eenige woorden aan alle voorstanders onzer moedertaal, bijzonder aan de leden van het in 1850 te Amsterdam gehouden tweede Nederl. Letterkundig congres, met een snuifje uit den ouden Belgischen doos (1851).
Zie: Levensber. Letterk. 1853, 10.
Zuidema