1583 zond hij aan Reidanus, met wien hij bevriend was, een pamflet toe De coelibatu papali, dat echter niet gedrukt schijnt.
Aan Geldorpius worden bovendien toegeschreven twee pamfletten van groote vermaardheid: 1o. Totius Belgicae urbium, abbatiarum, collegiorum divisio, ad opprimendum per novos episcopos Evangelium, Romae sub Paulo IIII. Pon. M. Anno 1558 definita, authore Francisco Sonnio Theologo Lovaniensi ... Anno M.D.LXX. 80. (Univ. Bibl. Groningen en Utrecht). 2o. Clariss. Theologi D. Ruardi Tappart Enchusani, haereticae pravitatis primarii et generalis inquisitoris, cancellarii celeberrimae Academiae Lovaniensis, pridem inconsolabili suorum luctu vita functi, Apotheosis, waarvan de auteur zich Gratianus Verus, theologiae baccalaureus noemt. De oudste latijnsche druk is van 1559 (niet 1558; Univ. Bibl. Utrecht); de tweede is gedrukt te Bazel in 1567 (Univ. Bibl. Leiden), de derde te Franeker in 1615 (bij prof. Hensen; vgl. Kath. 1897, 46), de vierde aldaar in 1643 (Pamfl. Knuttel no. 116), de vijfde aldaar in 1656 (Univ. Bibl. Leiden), de zesde in Bibl. Ref. Neerl. I ('s Grav. 1903) 565 vlg. Van de nederlandsche vertalingen is de eerste druk gedagteekend 12 Mei 1571; zij heeft den titel De Hemelvaert des eersten ende oversten der Christenen in Nederlandt vervolghers, Ruarts Tappaerts van Enchuysen, Doctoor ende Deken tot Loven. Wt den Latijn in Duytsch overgheset, alsoo het int Jaer 1558, na zijn doot eerst gheprent is metten naem Apotheosis .... Anno 1572 (Pamfl. Knuttel no. 114). De tweede druk is uitgegeven te Delft in 1600 (Pamfl. Knuttel no. 115; bibl. Doopsg. gem. Amst.), de derde te Amsterdam in 1622 (bibl. van prof. Acquoy).
De zaak van het auteurschap staat aldus. In een brief aan den brusselschen advocaat Lothius van 1563 ontkent Geldorpius zoo stellig mogelijk pamfletten tegen Sonnius en Tapper te hebben geschreven; daarbij moot evenwel niet worden vergeten, dat hij door bemiddeling van Lothius opheffing van zijn banvonnis nastreefde en dat juist deze brief bewijst, dat men hem voor den schrijver hield. Ook de nederlandsche vertaling der Apotheosis van 1572 noemt den naam van Geldorpius, dus nog tijdens zijn leven. Gabbema had van een kleinzoon dikwijls gehoord, dat zijn grootvader Geldorpius zoowel de schrijver van de Divisio als van de Apotheosis was. Dezelfde traditie heeft Valerius Andreas. Waar dus de traditie even beslist is als de ontkenning van den auteur, zal het zaak zijn voorloopig in de onzekerheid te berusten.
De Apotheosis was een der bekendste en meest gelezen pamfletten. De inquisiteur Tapper wordt erin voorgesteld als pleitende voor de hemelpoort om te worden toegelaten; in dat pleidooi wordt hij bijgestaan door een genius; Petrus, de sleutelbewaarder des hemels, verzet zich tegen de toelating van den inquisiteur, die ten slotte door den cerberus en helsche geesten ter helle wordt gevoerd. In het pamflet komt zoo de geheele levensloop van Tapper ter sprake, natuurlijk met de meest verfijnde en dikwijls ook grove hatelijkheden.
Zie: Bakhuizen van den Brink, Studiën en schetsen, I, 35 vlg.; Fruin, Verspreide Geschriften, I, 247 vlg., 257 vlg., 260; II, 171, 174; VII, 90, 122 vlg., 126; VIII, 298 vlg., 301; de Muinck Keizer, Henricus Geldorpius (Gron. 1893); Blok, De schrijver der Apotheosis Ruardi, in Nijhoff's Bijdr., Vierde Reeks, II, 350 vlg.; Bibl. Ref. Neerl. I, 565 vlg.; Molhuysen, Bronnen Gesch. Leidsche Univ. I, 27, 114*.
Brugmans