[Fremery, James de]
FREMERY (James de), geb. te 's Gravenzande, 17 Februari 1826, zoon van den voorg. en Sara Jacoba Hester Nederburgh, overl. te Coolidge in Colorado 28 Mei 1899. Na lager en voorbereidend hooger onderwijs te hebben doorloopen, begaf hij zich in den handel. In 1847 vertrok hij naar New-York, waar hij als eenvoudig bediende een loopbaan begon, die hem grooten naam en fortuin zou schenken. Reeds in 1849 richtte hij te San Francisco de firma Gildemeester, de Fremery en Co. op, weldra een der eerste der stad voor den commissiehandel op Europa, Zuid-Amerika en China. In 1855 werd de firma James de Fremery en Co.; haar hoofd was de stichter der groote spaarbank, president der kamer van koophandel, consul der Nederlanden enz.; op economisch gebied schreef hij Mortgages in California, a practical essay (1860). In 1891 keerde hij als vermogend en geëerd burger naar zijn vaderland terug; hij wijdde zich sedert aan de geschiedenis met name die der middeleeuwen van ons land. Geschiedkundige studiën heeft hij alleen over chronologie geleverd; maar van zijn hand verschenen zeer gewichtige bronnenpublicatiën: Cartularium der abdij Marienweerd ('s Grav. 1890), dat nog vóór zijn definitieve terugkomst was voorbereid; vervolgens en vooral tal van uitgaven van hollandsche en zeeuwsche oorkonden, na zijn dood vereenigd als Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot het einde van het Hollandsche Huis. Supplement ('s Grav. 1901). Hij was in 1853 gehuwd met mej. Herckenrath.
Zie: Blok in Levensb. Lett., 1900/1, 106 vlg.
Brugmans