[Egmond, Lamoraal graaf van (2)]
EGMOND (Lamoraal graaf van) (2), zoon van Lamoraal (1); hij was erfgenaam van zijn broeder Karel. Lamoraal studeerde te Keulen en Mainz, hield zich achtereenvolgens aan de hoven van Kleef en Parijs op, en verbleef later, eerst in Brabant, daarna in Holland op het huis Egmond. De ongelukkige geldelijke omstandigheden, waarin zijns vaders overlijden en de gedeeltelijke confiscatie der goederen het geheele gezin gebracht hadden, drukten ook hem zwaar, zoodat hij diep in de schulden stak, en, zooals een tijdgenoot zegt, ‘gheen vat bier gheloof was.’ In Frankrijk teruggekeerd (1605) huwde hij Maria de Pierrevive, een nicht van den hertog van Rohan. Hij overl. kinderloos te Brugge of Brussel 23 Mei 1617. Hij had vele zijner goederen verkocht, o.a. in 1607 het graafschap Egmond en de heerlijkheid Purmerend aan de Staten van Holland. Nog in 1623 moest zijn neef Lodewijk die volgt, zich tegen de schuldeischers verdedigen, blijkens een: Additions et discours tant de faict que de droict, pour les créditeurs intéresséz de feu messire Lamoral conte d' Egmont, prince de Gavre, etc. demandeur, contre messire Loys, conte d' Egmont, défendeur (Malines, 1623).
Obreen