digheden, zijn hooge positie en zijn rijkdommen, in het moeilijk tijdsgewricht, waarin hij leefde, verplicht een rol te spelen, waarvoor de bekwaamheden hem ten eenenmale ontbraken. Hij was een ‘magnifique seigneur’, eerzuchtig en ijdel, maar miste diplomatiek inzicht en bezadigd overleg, hoedanigheden, die zijn vriend, de prins van Oranje, juist in zoo hooge mate bezat.
Uit zijn huwelijk had Lamoraal twaalf kinderen, welke waren: 1. Leonora, overl. den Haag 1582, echtgenoote (geh. 1574) van George graaf van Hoorne en Houtkerke, burggraaf van Veurne en Wijnoxbergen, baron van Hondschoote, enz., overl. 1608 op het kasteel Geldrop, zoon van Maarten en Anna van Croy; 2. Maria, werd na den dood van haar vader non in de abdij ter Kamere bij Brussel, ging na sluiting van dit klooster in laatstgenoemde stad wonen, waar zij omstr. 1584 stierf; zij was beroemd om hare geleerdheid; 3. Françoise, woonde omstreeks 1584 in den Haag en overl. aldaar ongehuwd in 1589; zij werd 13 Juli in de Hofkapel ald. begraven; 4. Magdalena, huwde Floris van Stavele, graaf van Herlies, enz., zoon van Philips, ridder van het Gulden Vlies, generaal der artillerie, en Anna van Pallandt van Culenborch; 5. Maria Christina, overl. 1622, eerst gehuwd met Edouard de Bournonville, graaf van Hennin-Liétard, heer van Capres, als veldoverste bij de belegeringen van Haarlem en Alkmaar; na zijn dood huwde zij (1587) Willem de Lalaing, graaf van Hoogstraten en Renneburg, heer van Borselen en Zuilen, enz., zoon van Anton en Eleonora de Montmorency; hij overl. 1590 en zijn weduwe huwde ten derden male, met den bekenden krijgsoverste Karel graaf van Mansfelt, in 1596 gesneuveld in Hongarije, zoon van Pieter Ernst en Margaretha van Brederode; 6. Isabella, zeer jong overl.; 7. Philips (kol. 340); 8. Anna werd 1588 non in een Clarissenklooster bij Atrecht; 9. Sabina, vrouwe van Beierland, overl. 1614 en werd begr. in de kerk te Oud-Beierland; zij woonde eerst in den Haag en huwde 1595 te Delft George graaf van
Solms, 1600 kinderloos overl.; 10. Joanna was eerst non ter Kamere, later priores van het S. Elizabethsklooster te Brussel; 11. Lamoraal (2), die volgt, en 12. Karel (kol. 334).
Sabina van Beieren, die met hare kinderen in hoogst kommervolle omstandigheden achterbleef, maar later van den koning een jaargeld kreeg, overl. te Antwerpen 19 Juli 1578 en werd bij haar man begraven. Haar spreuk was: Malheur me suit.
Portretten van Lamoraal, zie: Moes, Iconographia Batava, no. 2296; de catalogi van Muller en van Someren; een geteekend portret in het zoogen. Recueil d' Arras. Vooral belangrijk voor L.'s levensbeschrijving is de Fürstensteinsche Egmond-kroniek, uitgegeven in de: Bulletins de la Comm. roy. d'histoire, 2e serie, deel IX (Brux. 1857).
De eenige monographie over Lamoraal is nog steeds: Le comte d' E. et le comte de Hornes, d'après des documents authentiques et inédits, door Th. Juste (Brux. 1862), welke schr. ook het zeer uitgebreide art. in de belgische Biographie nationale (deel VI, kol. 490) schreef.
Over zijn proces: Procès du comte d' Egmont ... par de Bavay, proc. gén. près la cour d'appel de Brux. (Brux. 1854); Eug. van Damme, Hist. du procès et de la mort de L. comte d' E. (Gand, 1869). Over het weervinden van zijn gebeente: Ontdekking van het graf des graven van E.... door J. de Bast (Gent, 1819; ter zelfder