[Egmond, Jan, heer van (3)]
EGMOND (Jan, heer van, bij diploma van keizer Maximiliaan - Brussel 12 Nov. 1486 - eerste graaf van) (3), heer van Baer, Purmerend (door koop in 1481), Hoog- en Aartswoude (door koop in 1490), enz., ridder der orde van het Gulden Vlies gemaakt op het kapittel te Mechelen in 1491, zoon van Willem (5), geb. op het kasteel te Hattem 3 Apr. 1438 (de meeste genealogieën hebben verkeerdelijk 1441), overl. 21 Aug. 1516 op het slot te Egmond en in de slotkapel begraven onder een koperen tombe, welke hij bij zijn leven had laten maken.
Jan van Egmond ging op omstr. 25-jarigen leeftijd naar Jeruzalem en werd daar geridderd; teruggekeerd steunde hij zijn vader in diens geldersche politiek en was, bij het wederopkomen der partijschappen, een der meest strijdlustige hoofden der Kabeljauwsche partij. In 1474 woonde hij met zijn broeder Frederik aan de zijde van Karel den Stoute het beleg van Neuss bij; hij was in 1476 raad in het Hof van Holland, in 1477, evenals zijne broeders, kamerheer van Maximiliaan, deed in 1479 een vergeefschen aanslag op Hoorn, trad daarna als hoofd der Kabeljauwschen op te Haarlem en den Haag, nam hetzelfde jaar Leiden op de Hoekschen, veroverde 1480 Wageningen, verdedigde 1481 als kastelein Gorkum tegen de Gelderschen en nam Dordrecht bij verrassing. Het volgend jaar hielp hij Hoorn innemen en het beleg van IJselstein opbreken; hij oorloogde 1483 in het Sticht. Na den dood van den stadhouder Joost van Lalaing (5 Aug. 1483) werd heer Jan, ingevolge het van Maximiliaan verkregen privilegie, dat de stadhouder een landsman moest zijn, zijn opvolger. Ook in die hoedanigheid vinden wij hem jaarlijks in het veld: in 1487 in Friesland als bondgenoot der Vetkoopers, in 1489 in Holland bij het innemen van Hoorn, Poelgeest, Woerden en andere hoekschgezinde plaatsen; in 1490 nam hij Montfoort en versloeg Frans van Brederode en diens aanhang in een scheepsstrijd op de zeeuwsche wateren, in 1492 hielp hij het oproerige Kaas- en Broodvolk bedwingen. Hierna brak er een tijd van rust voor het land aan; eerst in 1507 vindt men heer Jan weer te velde bij het beleg van het slot Poederoyen, maar hij werd oud. In September 1515 legde hij het stadhouderschap neer, werd daarin opgevolgd door graaf Hendrik van Nassau (I kol. 1073) en overleed in Augustus van het volgend jaar, 77 jaar oud.
Heer Jan was op 46-jarigen leeftijd, in Mei 1484, op het Hof in den Haag, gehuwd met de toen 20-jarige Magdalena gravin van Werdenberg, dochter van graaf George en van Catherina markgravin van Baden. Dit huwelijk, met de niet-rijke duitsche gravendochter, schijnt vooral op aandringen van Maximiliaan te zijn gesloten. Magdalena werd op 9 Sept. 1538 bij haar man begraven; zij had hem vijftien kinderen geschonken, waarvan acht jong stierven. De overigen waren: Jan de 2de graaf, die volgt; George, bisschop van Utrecht (kol. 326); Walburga, overl. 7 Maart. 1529, begraven te Siegen, gehuwd te Coblentz 29 Oct. 1506 met