op het tooneel, wanneer hij een zoen maakt met de burgers der stad Utrecht, die IJselstein hadden aangevallen. Bij het beleg van Neuss (1474), dat hij met zijn broeder Jan bijwoonde, verkreeg hij den riddertitel en was in 1477, evenals zijn beide broeders, als kamerheer lid der hofhouding van Maximiliaan van Oostenrijk.
Om zijn vader steun te verleenen, trachtte hij Nijmegen op diens hand te krijgen, hij viel echter ln handen der stad (21 Apr. 1478) en werd, met zijn broeder Willem en zijn bastaardbroeder Nicolaas, drie jaar op het Valkhof gevangen gehouden. Hieruit ontslagen, vond hij de stad Utrecht, ondersteund door den heer van Montfoort en de Hoeken, in strijd met haren bisschop David van Bourgondië, wiens partij hij, als Kabeljauw, koos. Gedurende de schier eindelooze krijgstochten, waarvan tijdens deze twisten Holland en het Sticht het tooneel waren, trad heer Frederik vaak op den voorgrond, te meer waar IJselstein herhaaldelijk (o.a. in 1482) van utrechtsche aanvallen te lijden had; hij en zijn broeder Willem behoorden onder de ‘kapiteinen’ der bisschoppelijke krijgsmacht. Frederik, die het huis te Eembrugge bezet en versterkt had, moest de verdediging hiervan opgeven (17 Sept. 1481) en oorloogde daarna voor Utrecht en Amersfoort; twee jaren later (1483) verdedigde hij, als bevelhebber, voor den bisschop Wijk bij Duurstede en was nog datzelfde jaar met zijn broeder Jan een der aanvoerders van de troepen, die onder bevel van Maximiliaan Utrecht belegerden. Na een beleg van drie maanden viel de stad hun (31 Aug. 1483) in handen en kon bisschop David, die door zijn tegenstanders gevangen werd gehouden, zijn zetel weer innemen; de veete met Utrecht was voor heer Frederik daarmede echter nog lang niet geëindigd, nog in 1491 deed hij, met zijn zoon Floris, een vergeefsche poging om de stad te nemen en eerst twee jaar later kwam een voorloopige vrede tot stand.
In de oorlogen, die de Bourgondiërs met den hertog van Gelre voerden, hield hij de partij der eersten. In 1497 brandschatte hij de Tielerwaard, wat de Gelderschen hem betaald zetten met de inname van Leerdam. Nog verscheidene jaren duurde deze oorlog voort, maar heer Frederik werd wat ouder en op het krijgstooneel meer en meer vervangen door zijn zoon Floris. Hij overleed echter eerst in 1521, na twee malen gehuwd te zijn geweest, en werd in de kerk te IJselstein begraven.
Zijn geschilderd portret op het gemeentehuis te St. Maartensdijk.
Zijne eerste vrouw (1464) was Aleid van Culenborch, vrouw van St. Maartensdijk, dochter van Gerard, heer van Kuilenburg, en Elisabeth van Buren; zij overl. 1472 en werd in de kerk te IJselstein begraven onder de nu nog bestaande graftombe. De tweede echtgenoote was Walburga van Manderscheidt, een adellijke duitsche, van wie weinig bekend is.
Uit het eerste huwelijk waren kinderen gesproten, welke, behalve Floris (kol. 324), jong overleden.
Obreen