van Wevelinkhoven, welken hij reeds bij diens keuze gesteund had. Het volgende jaar vergezelde hij den bisschop naar Overijsel om het sterke slot Eerde, dat door den burchtheer tot een roofnest gemaakt was, te helpen nemen, hetgeen na een beleg van vijf weken gelukte. In de daarop volgende jaren komt heer Arent steeds in de naaste omgeving van hertog Aelbrecht voor en volgde dezen in 1396, 1398 (dit jaar met 200 man), 1399 en 1400 op diens friesche tochten; in laatstgenoemd jaar voerde hij, als ‘maerschalck ende beleder van den here’, het bevel over de hollandsche krijgsmacht. In 1398 werden zijn diensten beloond, doordat hij in het veroverde gebied de goederen Ameland en het Bilt in leen kreeg.
Doch niet alleen als oorlogsman is heer Arent bekend, ook de werken des vredes hadden zijn aandacht. In 1394 stichtte hij buiten de wallen van zijn stad IJselstein een klooster der Cistercienserorde, genaamd O.L.V. Berg, en in 1398 in de parochiale kerk van Sint Nicolaas aldaar een kapittel van acht kanunniken. Te Egmond liet hij de slotkapel fraaier opbouwen, het kasteel op den Hoef met nieuwe grachten omringen en van daar een vaart naar Alkmaar graven.
Evenals zijne voorouders streed ook heer Arent met de abten van Egmond over verschillende heerlijke rechten, maar hij werd, dank zij zijne vriendschap met den hertog, voortdurend door dezen in het gelijk gesteld, zoodat hij zelfs van Aelbrecht de hooge heerlijkheid van Egmond in leen kreeg, nadat de abt die aan den landsheer had opgedragen (1396), hetgeen Aelbrecht's zoon Willem VI, die den Kabeljauwschen heer Arent gansch niet genegen was, weer ongedaan maakte. Willem VI ging zelfs zoover heer Arent's bezittingen in beslag te nemen, maar moest dit later (1408) weer opheffen, toen hij zijn broeder Jan in diens strijd met de Luikenaren te hulp wilde komen en daarvoor den steun der hollandsche edelen behoefde.
Heer Arent overleed 9 April 1409, oud omstreeks 70 jaren, en werd in het door hem gestichte klooster te IJselstein begraven. Zijne vrouw was van duitsche geboorte, n.l. Jolanda gravin van Leiningen, dochter van Frederik en Jolanda van Gulik (wier moeder, Johanna, dochter was van graaf Willem III van Holland); zij woonde na den dood van haar echtgenoot op het slot te IJselstein, stierf zeer oud op 24 Apr. 1434 en werd in de kerk van het Dominikanerklooster in den Haag bijgezet. Heer Arent liet twee zoons na: Jan II (2) en Willem (4), beiden hier behandeld.
Obreen