[Doys, Petrus]
DOYS (Petrus), de bekende deken van het Deventer kapittel. Na den dood zijner ouders Mr. Gerlacus Doys en Gertrudis Wevels erfde hij met zijne beide broeders Willem en Arend en met zijne zuster Mechtelt verschillende geldersche leenen.
Op verzoek van den meer dan 60-jarigen Hilbrandus Wijnen, deken der St. Lebuinuskerk te Deventer, benoemt Paulus III 24 Jan. 1548 Petrus Doys tot diens coadjutor met recht van opvolging. In 1555 procedeert hij als deken met Johan van Drempt over de parochiekerk van Rijssen. Zijn dekenschap van bijna een halve eeuw kenmerkt zich door groote staatkundige en godsdienstige gebeurtenissen. Ofschoon niet geheel rechtstreeks, ging deken Doys toch mede met de geweldige oppositie van Ridderschap en Steden van Overijsel tegen de benoeming der nieuwe bisschoppen en tegen het requestreeren der proostdij-goederen. Later ging hij echter zijn eigen weg. Hij kwam ook in botsing met de pastoors der Mariakerk en vandaar met de Schepenen en Raden der stad, die reeds in 1531 het patronaatsrecht over genoemde kerk had verkregen. Daarentegen had deken Doys weer veel te verduren van de garnizoens, vooral van het Polwieler-regiment, dat zich in het groot aan afpersing en roof der gewijde vaten en der reliquieën schuldig maakte. Na de inneming van Deventer in 1578 door Rennenberg, stond hij dikwijls aan onaangenaamheden bloot, terwijl hem na de inneming van Deventer in 1591 door prins Maurits geheel en al zijn invloed werd ontnomen. Ondanks vele ongunstige beoordeelingen, blijft deken Doys toch een krachtige figuur in het verdedigen van de rechten van het kapittel en van zijn geloof.
Vgl. Gelre, Reg. op de Leen. Gelre en Zutphen, 53; Stichtsche enz., 103; Arch. Aartsb. Utrecht XXXV, 305; Brom, Archival. I no. 333, 369; Dumbar, K. en W. Deventer I, 202-218; Ov. Alm. 1836, 1846; Bijdr. Gesch. Overijssel III, 187; J. de Hullu, Besch. betr. de Herv. in Ov., 169 en 265; Revius, Daventria ill. 511.
Snelting