[Dibbets, Bernardus Cornelis Johannes baron]
DIBBETS (Bernardus Cornelis Johannes baron), geb. 7 Sept. 1782 te Arnhem, overl. 29 Maart 1839 te Maastricht. Zoon van Gerrit Jan en Johanna Cornelia van Meurs. Hij trad in 1796 in dienst als cadet bij de infanterie, werd in 1800 luitenant en in 1807 kapitein bij de garde van koning Lodewijk Napoleon. In 1808 werd hij, hoofdofficier geworden, benoemd tot commandant der vesting Delfzijl, om in 1809 overgeplaatst te worden bij het legioen Vélites. Na de inlijving werd hij commandant van het regiment kweekelingen der Keizerlijke Gardes, in 1813 commandant van het 7e regiment tirailleurs. In hetzelfde jaar maakte hij den veldtocht in Duitschland en Frankrijk mede en werd bevorderd tot kolonel-commandant van het regiment pupillen. In het begin van 1814 nam hij zijn ontslag uit den franschen dienst en werd kort daarna belast met de functie van inspecteur der infanterie van het nederlandsche leger. Een jaar later werd hij bevorderd tot generaal-majoor. D. heeft in deze jaren vele en belangrijke diensten bewezen bij de reorganisatie van het leger, welke aan een commissie was opgedragen. D. is daarna in verschillende gewichtige betrekkingen werkzaam geweest: eerst als provinciale commandant van Limburg, daarna als inspecteur der infanterie in het 5e Groot Militair Commando en eindelijk als commandant van de 4e Divisie infanterie, welk bevel hij voerde, toen de belgische omwenteling uitbrak. Hij was toen te Maastricht, welke gewichtige vesting hij door zijn vastberaden, kloekmoedig optreden, zijn standvastig en onverschrokken gedrag en wijs beleid voor Noord-Nederland heeft weten te behouden, terwijl hij tevens door herhaalde uitvallen den Belgen afbreuk deed. In het begin van 1831 werd hij tot opperbevelhebber in het 5de Groot Militair
Commando, tevens der vesting Maastricht benoemd, welke betrekking hij tot zijn overlijden vervulde. Te zijner nagedachtenis werd in een der bastions van de vesting Maastricht een monument opgericht. D. was ridder in de Militaire Willemsorde 3e klasse en werd, tot erkenning van de door hem in 1830 en volgende jaren bewezen diensten, in den nederlandschen adelstand verheven met den titel van baron. Hij schreef o.m.: Regiment op de exercitiën van de infantery, inhoudende de soldaten- en pelotonschool. ('s Grav. en Amst. 1815). D. was gehuwd met Julia Johanna barones van Tengnagell, die hem vijf kinderen schonk.
Zie: Krayenhoff, Bijdr. tot de Vaderl. gesch. van 1809 en 1810, 105; Bosscha, Nederl. Heldend. te Land, III, 573, 631, 634, 708, 711; v. der Kemp, De verdediging van Maastricht, passim.
Eysten