bewoners kwelden; 30 Juli met 12 man uit Haarlem getrokken, kwam hij tegen den avond op zijne hofstede te Bergen. Den volgenden morgen deed hij een tocht naar Schoorl, verscheidene soldaten vermanende naar hunne garnizoenen terug te keeren en den huislieden geen leed te doen; maar 's middags aan tafel zittende, werden hij en zijne mannen overvallen door een tierende en moordlustige bende van 80 soldaten. Hij trachtte het huis door de achterdeur te ontvluchten, maar werd achterhaald en met een 30-tal steken afgemaakt. Zijn lijk werd naar Haarlem vervoerd. Zijne weduwe, die met het gezin een deftig huis aan de Smeestraat bij de Markt bewoonde, moest zich vervolgens in een gering huisje behelpen. Eene dochter, Maria, stierf als klopje 26 Maart 1640, 66 jaren oud.
Zie: Beeldsnijder, Verbond en smeekschriften der edelen, 69; aldaar verkeerdelijk Christiaen C.; Bor, Nederl. Oorlogen, 6e en 10e boek (Amst. 1679), I, 455, 756; Schrevelius, Harlemias (Haarl. 1754), 358; Bijdragen bisdom Haarlem I, 19, 75; X, 304; XVII, 266; XX, 399.
Bruinvis