Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3
(1914)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 261]
| |
opvolger van pater Cathuis (kol. 212) en bevestigde de Jezuïetenstatie door dezen gesticht. Vol ijver behartigde hij de geestelijke belangen der katholieken, in 1624 maakte hij zich verdienstelijk door de pestlijders bij te staan. Veel moeite had C. met den schout, die herhaaldelijk trachtte de katholieke godsdienstbijeenkomsten te overvallen; maar telkens wist C. te ontsnappen. Het gevolg nochtans was, dat hij maar moeielijk een huis vond om er vergaderingen te houden, wegens de beduchtheid voor een overval bij de katholieken. Alleen freule Maria van Doetichem stelde haar huis meermalen voor hem open en stond C. met geldelijken steun bij. Eerst in 1631 genoot C. grooter vrijheid, die hij gebruikte om velen tot de katholieke kerk te leiden. Ook de plaatsen rondom Zwolle werden door C. bezocht, o.a. kwam hij meermalen te Kampen, maar werd er in 1621 betrapt, toen hij aan een zieke de laatste H. Sacramenten toediende. C. werd aan een verhoor onderworpen en op de Hagenpoort gevangen gezet. Eerst na 3 maanden werd het ‘kregel manneken’ op vrije voeten gesteld, maar tegen betaling van 700 gulden ‘als zijnde van de seer schaedelicke secte der Jesuiten’. Jonker Jan van Leeuwendaal, in wiens huis hij gegrepen was, werd met 500 gulden beboet. In 1630 vestigde C. zijn verblijf in de Diesestraat te Zwolle, doch werd in 1631 naar de Zuidelijke Nederlanden teruggeroepen. Zie: Arch. Bisd. Utr. VI, 109, 226; 410-415; XXV, 187-194. Derks |
|