[Cosijns, Adriaan]
COSIJNS (Adriaan), geb. te Antwerpen 10 Maart 1658, Jezuïet 28 Sept. 1676, priester in 1690, gest. te Kortrijk 11 Maart 1711. Van 1694-1708 nam hij de zielzorg waar te Bolsward en omgeving. Bijna al hetgeen hij gedurende dit tijdperk ondervond: vervolging, ziekten, tegenslag, voorspoed enz. heeft hij op rijm gezet, zoodat daaruit het priesterleven te Bolsward in zijn dagen vrij nauwkeurig gekend wordt. Dit is dan ook de hoofdverdienste van zijn verzen. C. was de gelegenheidsdichter bij alle feestelijkheden in zijn omgeving en door een vloed van verzen en een overvloed van zinnebeeldige toepassingen toonde hij zich eerder een navolger van Cats dan van zijn ordebroeder Adr. Poiters. Ten gevolge van het drijven der Jansenisten was C. in 1708 genoodzaakt Bolsward te verlaten en sleet zijn verdere dagen te Kortrijk, door hevige rheumatiek tot werkeloosheid gedoemd. Om den tijd te dooden vertaalde hij o.a. de latijnsche ode van pater S. Hosius, Ad Somnum, het leerdicht van Livinus de Meyer, de Ira en verschillende verzen van pater Jac. Biderman.
Zie: Dietsche Warande X, 336-363; C. Sommervogel, Bibl. d.l. Comp. de Jésus (Bruxelles 1890) II, 1535, 1536.
Derks