[Clant, Egbert (1)]
CLANT (Egbert) (1), heer van Nittersum tot Stedum, overleden te Bremen 11 Nov. 1590, zoon van Eilco en van Margaretha Addinga van Westerwold. Hij werd in 1577 (en 1586) beleend met de heerlijkheid Westerwolde en was een aanzienlijk en invloedrijk lid der Staten wegens de Ommelanden. In 1577 werd hij met zijn medeleden uit de Ommelanden door de stadsregeering opgelicht, ten huize van Rengers gevangen gezet en streng bewaakt en vervolgens overgebracht ten huize van George Westendorp, naast den Martinitoren. In 1578 ontvluchtten zij en toen in hetzelfde jaar de religievrede werd afgekondigd, was Egbert Clant onder de eersten, die op zijn borg te Stedum de nieuwe leer liet preeken In 1579 onderteekende hij, met Eiso Jarges van Saaxum, namens de Ommelanden de Unie van Utrecht en werd in het volgend jaar als lid van den Landraad aan den hertog van Anjou toegevoegd. In 1580, na het verraad en den afval van Rennenberg, met vele andere Ommelander edelen naar Oost-Friesland gevlucht, eindigde hij zijn dagen in ballingschap te Bremen 11 Nov. 1590. Hij is tweemaal gehuwd geweest: eerst met Anna Manninga, daarna met Gratia Rengers ten Post.
Zie: Tegenw. Staat van Stad en Lande, I, 440, 62, 64, 68; Brucherus, Gedenkb. 101, 102; Scheltema, St. Ned. I, 257, 58; II, 575; Bor XII, 6, 58; Gron. Volksalmanak 1849, 78.
Regt