de benaming ‘Noord-vaerder’ - van waar uit hij twee verzoekschriften, in 1626 en 1628, aan den Czaar Michael Fedorowitsch richtte, die eigen roem en geleerdheid breed uitmaten; hij vraagt aanstelling in zijn dienst, verlof om zijn kinderen te laten overkomen en spreekt ook van een door hem geschreven, nog ongedrukt werk, en van talrijke, wonderbaarlijke genezingen door zijn hand volbracht. Kwakzalver en fortuinzoeker, gelijk hij uit die verzoekschriften, door W.M. van Richter, Geschichte der Medicin in Russland, II (Moskwa. 1815) 48 e.v. meegedeeld, blijkt te zijn geweest, schijnt hij weinig geluk in 't Czarenrijk gehad te hebben. Volgens A. Olearius, Beschreibung der newen orientalischen reise (Schleszwig, 1647) 164, die Br. ‘ein Mensch von lustigen humor’ noemt, werd hij ong. 1633 eerst ter dood veroordeeld, later verbannen wegens tooverij, die daarin bestond dat, terwijl hij voor 't open raam op de luit zat te spelen, een skelet in zijn kamer door den wind heen en weer bewogen werd, wat den angst der Russen gaande maakte.
Ruys