[Boom, Abraham]
BOOM (Abraham), geb. 1575, overleden te Amsterdam 26 Juni 1642, was de zoon van Pieter Cornelisz. Boom en Griete Gerritsdr. Na den dood van zijn vader werd hij in diens plaats tot lid der amsterdamsche vroedschap gekozen, 1609. In 1616 werd hij kapitein der burgerij en in 1625 burgemeester. Van 1626-1628 vertegenwoordigde hij Amsterdam in het college der Gecommitteerde Raden, en daarna was hij tusschen 1629 en 1639 nog acht maal burgemeester. In het bekende strooibiljet voor de raadsverkiezing van 1627 wordt zijn naam als de eerste genoemd van ‘de quanten, die oprechten willen d'Arminiaansche Santen’. Hij was ook burgemeester in 1638 tijdens het bezoek van Maria de Medicis. Hij huwde 15 Februari 1599 met Jannetje de Vrij (1575-1644).
Zijn portret komt voor op een burgemeestersstuk door Th. de Keyser van 1638 in het Mauritshuis en op een schutterstuk in 1623 door C. Pz. Lastman in het Rijksmuseum te Amsterdam.
Zie: Elias, De Vroedschap van Amsterdam; Wagenaar, Beschr. v. Amsterdam.
Breen