[Baudous, Willem de]
BAUDOUS (Willem de). Weinig kan met zekerheid van zijn leven worden meegedeeld. 17de eeuwsch dichter, was hij lid van Coster's Academie, bevriend met Bredero en bewerkte hij, vrij naar R. Garnier's Antigone (1580), het Treurspel van Edipus en Antigone (Amst. 1618). Hij vervaardigde het, toen hij, na een langdurig verblijf in Engeland, sinds een jaar of drie, vier in Amsterdam woonde, daar zich sinds eenigen tijd vruchteloos in de rijmkunst geoefend en zich met de fransche en duitsche letterkunde bezig gehouden had. In 1620 nam hij ‘particulier’ deel aan het refereinfeest der ‘Peoene’ te Mechelen, waarvoor hij een Nieuw Liedeken leverde, ook in de Schadtkiste der Philosophen ende Poeten (Mechelen 1621) 326 een jaar later opgenomen, en onderteekend ‘Leert in tijts, wel hem die soo boud'.’ Uit de italiaansche wijsopgave kan men afleiden dat hij ook Italiaansch kende. Waarschijnlijk was hij Zuid-Nederlander van afkomst en zal hij een bloedverwant (vader of broeder?) geweest zijn van den plaatsnijder Robert de Baudous (II kol. 105). Was hij de vervaardiger van het Lof-dicht van alle de voornaemste exployten, ghedaen onder het bewint van de Gheoctr. Westind. Compagnie, door het cloeck beleyt van ... P. Pz. Heyn, beginn. v.d. jare 1624, 1625, 1626, 1627 ende 1628. (Dordr. 1629). (Pamflet Tiele 2258), waarvan de ‘Toe-eygeningh’ met Wilh. de Baudous in 't grieksch met de spreuk ‘Travaillie pour repos’ onderteekend is, dan zou hij chirurgijn van beroep zijn geweest.