[Barkey, Antonius Cornelis]
BARKEY (Antonius Cornelis), geb. te Kleverskerke (Walcheren) 11 Apr. 1741, gest. te Steinfurt 14 Juli 1782, zoon van den volg. en Debora Aletta Boott, kwam in 1753 op de latijnsche school te Middelburg en studeerde voorts te Bremen, Groningen, Utrecht, Duisburg en Leiden, waar hij hon. c. 24 Sept. 1765 werd ingeschreven als stud. theol., 3 Nov. 1766 proponent werd en 28 Apr. 1767 theol. doct. na verdediging eener Diss. theologico-exegetica de pseudo-doctoribus quorum mentio fit etc. Beroepen tot hoogleeraar in de theologie te Steinfurt, aanvaardde hij daar zijn ambt 16 Juli 1767 met eene Or. de doctrinae et ethices Christianae prae philosophica praestantia et dignitate en volgde 19 Juli 1779 den rector magnificentissimus te Burg-Steinfurt op met eene Or. de neglectu scientiarum ejusque causis praecipuis. Hoewel meermalen elders beroepen verkoos hij te Steinfurt te blijven. Een wankele gezondheid deed hem spoedig sterven, betreurd vooral door haar met wie hij spoedig zou huwen. Hij gaf nog uit: Disputatio de affectibus veritati noxiis (1770) en Disputatio in sex Codicis loca (1772).
Zie: Latijnsche levensber. door Prorector et Senatus Acad. ill. Arnoldi (Zeeuwsch Gen.); brief van zijn vader dd. 's Grav. 22 Juli 1782 aan J.W. te Water (id.); Symb. litt. Haganae cl. I, fasc. 3, 589; Boekzaal 1767, I, 557; 1766, II, 731; 1789, I, 63, 69, 70; Adelung, Fortsetzung und Ergänz. v. Jöcher (Leipz. 1784) 1438.
de Waard