aan het recht van haren kerkelijken overste, den abt van Oudekamp, die, dat was bekend, niet beducht was te ageeren tegen de inmenging van den staat, dreigden de afgevaardigden, zoo men niet goedschiks voldeed aan het verlangen der regeering aangaande de nominatie, de goederen der abdij aan te slaan. Leeuwenhorst was een abdij van minder belang met meest vreemde geldersche kloosterzusters; men moest echter een voorbeeld stellen aan de voornamere abdijen van Holland. Hierom had men reeds 25 Maart, toen men de ziekte vernam der abdis van Roon, doen aanzeggen, dat tot de keus eener abdis niet mocht overgegaan worden zonder de commissarissen des Keizers. Ook de abt van Oudekamp werd door de Gouvernante gewaarschuwd het recht des Keizers te erkennen. E. van Baecx zal dan ook op 1 Juli, dag voor de keuze door den abt van Camp (bij Rheinsberg in het Keulsche) gesteld, gekozen en bevestigd zijn. Zij was reeds zeer bejaard en de oudste in rang van alle kloosterzusters. Onder abdis Eustachia van Brakel, Dirksdochter 1481-1492 komt zij voor als onderkeinaerse (subcelleraria). Zij bestuurde de abdij slechts 3 of 4 jaren. Waarschijnlijk was Elisabeth van Baecx met andere geldersche nonnen in 1493 uit de abdij Furstenberg bij Xanten naar Leeuwenhorst gekomen om de abdij te hervormen. Op last van roomsch-koning Maximiliaan herstelde toen de abt van Kamp de clausuur en de overige kloostertucht, waarop 8 nonnen het klooster verlieten. Zij werden vervangen door nonnen van Furstenberg. Bat. Ill. noemt N. Drenkwaart abdis te Leeuwenhorst 1530. Tegelijk met de abdis was nog een Elisabeth van Baecx en later nog een derde non in Leeuwenhorst. Zij overleden 18 Mei 1555 en 31 Juli 1556.
Zie: Bijdr. bisd. Haarl. X 291; XX 284-295; Chron. Campens. in Annal des hist. Vereins f.d. Niederrhein XX (1869) 347; Matthaeus, Fund. et fata eccl. 449, 457, 458. Bat. Ill. 1037.
Fruytier