een der bureaux bij den dienst van weg en werken. Met ingang van 1 Sept. 1881 werd hij waarnemend, met 1 Jan. 1883 definitief chef van weg en werken. Als zoodanig werden o.a. onder zijn beheer aangelegd de stoomtramwegen den Haag-Scheveningen en Velzen-IJmuiden en de stations Leiden, 's Gravenhage en Delft vernieuwd, hetgeen veel moeilijkheden met zich bracht, daar de exploitatie moest doorgaan.
Tijdens een verlof in het najaar van 1889 had de directie dier maatschappij de organisatie en werkwijze van Asser's afdeeling geheel gewijzigd zonder hem daarin te kennen. Hij vond daarin aanleiding om met ingang van 1 Jan. 1890 zijn ontslag te nemen. Hij vestigde zich toen te 's Gravenhage, waar hij technisch agent van den Oranje-Vrijstaat werd, en pogingen deed om eene nieuwe industrie, het uit bananen bereiden van meel, in het leven te roepen.
Hij was secretaris van het 5e internationale binnen-scheepvaartcongres, in 1894 te 's Gravenhage gehouden, waar hij wegens zijne taalkennis groote diensten bewees. Hij werd kort daarna door eene ongeneeslijke ziekte aangetast, waarvoor hij te vergeefs te Scheveningen herstel zocht.
Hij huwde 25 Mei 1880 met R. Mussche, bij wie hij twee zonen en eene dochter had; van de zonen is de oudste civiel ingenieur in dienst van de firma Harkort.
De Hollandsche Spoorwegmaatschappij gaf in 1885 eene brochure van hem uit, getiteld: Notice sur les appareils de sécurité, construits et employés par la Compagnie du chemin de fer hollandais. Asser schreef in den Economist van 1893 een opstel, getiteld: De spoorwegovereenkomsten en de publieke opinie, waarin hij de overeenkomsten (van 1890) verdedigt, maar aan de exploiteerende maatschappijen harde waarheden te slikken geeft.
Over hem is eene levensschets te vinden in de Ingenieur van 1895, 329, door B.J. van den Berkhof.
Ramaer