[Amstel, Arent van]
AMSTEL (Arent van), (Aemstcl) broeder van Gijsbrecht IV, komt in 1267 voor het eerst in eene oorkonde voor, waarin hij van het Domkapittel te Utrecht goederen te Achtersloot in pacht nam. Hij was toen reeds ridder. Hem wordt de stichting van het kasteel IJselstein toegeschreven. In 1279 werd hij daaruit door graaf Floris V verdreven. Hij vluchtte naar Vreeland, eene bezitting van zijn broeder Gijsbrecht, maar moest, na diens gevangenneming, ook dit slot in Mei 1280 overgeven, waarbij hij niets meer dan lijfsbehoud kon bedingen. Hij werd daarna naar Zeeland gevoerd, en bleef gevangen, tot op 27 Oct. 1285 een zoen tusschen den graaf en de broeders werd getroffen, waarbij zij hunne goederen van Holland in leen namen. In 1290 wordt hij nog genoemd, doch vóór 12 Mei 1291 moet hij overleden zijn. Zijne vrouw, Janne, wier familienaam onbekend is, overleefde hem. Hij liet twee zonen na: Gijsbrecht, heer van IJselstein, en Arent, heer van Benskoop.
Zie: de Geer, Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheden der provincie Utrecht; en verder de bij Egbert van Amstel genoemde bronnen.
Breen