[Amstel, Egbert van]
AMSTEL (Egbert van), wellicht een zoon van Wolfger (kol. 32), was, evenals deze, een ministeriaal van den Bisschop van Utrecht en diens vertegenwoordiger in Amstelland. Hij wordt voor de eerste maal genoemd in eene oorkonde van 1131 en komt het laatst voor in 1172. Herhaaldelijk had hij geschil over eigendomsrechten met den Bisschop en de kapittels van Utrecht, waarbij hij zich zoowel den kerkelijken als den rijksban op den hals haalde. Bij de laatste verzoening, die door bemiddeling van den aartsbisschop van Keulen, Philippus, in 1171 of 1172 tot stand kwam, verwierf hij de toezegging dat zijn zoon hem als villicus van Amstelland zou opvolgen.
Zie: W.A. van Spaen, Historie der Heeren van Amstel, van IJsselstein en van Mynden; J.C. van der Loos, Geschiedenis van Amstelland, vóór 1300; H. Brugmans, Een en ander over de oudste geschiedenis van Amsterdam, in het Achtste Jaarboek der vereeniging Amstelodamum. Voorts Wagenaar, Beschr. van Amsterdam; ter Gouw, Geschiedenis van Amsterdam, enz.
Breen